Hectares oerwoud in ruil voor een stapel golfplaten

Nieuws

Hectares oerwoud in ruil voor een stapel golfplaten

Delvin Waissala

14 maart 2008

Het oerwoud van Ituri, in het noordoosten van de Democratische Republiek Congo, wordt door de traditionele hoofden verpatst in ruil voor cadeaus. De overige bewoners zien er niets voor terug.

Langs de wegen naar Mambasa die door het uitgestrekte gebied lopen, liggen tonnen gezaagde planken te wachten tot ze worden verscheept naar buurlanden. Hier en daar liggen zakken houtskool waar rook van afkomt. Het oerwoud kalft van binnenuit af.
Volgens de organisatie Pax Christi zijn er 102 exploitanten die hier de laatste vijf jaar actief zijn, gewapend met meer dan 200 kettingzagen. Slechts 30 van hen hebben officieel toestemming. “Er is in 2007 175.000 kuub hout naar Mambasa gebracht”, zegt Désiré Nkoy Elela, medewerker van Pax Christi.

Verpatst

De plaatselijke bevolking is intussen naar de rechter gestapt omdat de exploitanten “de regels van de kapvergunning niet respecteren” en omdat hun eigen leiders het met hen op een akkoordje gooien. Paul Mwema, de rechter van de traditionele rechtbank in Tokolelo, een dorpje vlakbij Bunia (de hoofdstad van Ituri) vertelt over het dorpshoofd Jean-Marie Bandikeo. Die verpatste honderd hectare bos voor een koe, 200 golfplaten en 130 euro. En Gaston Djali, het hoofd van Biakato, geeft toe dat hij 75 golfplaten en 70 euro heeft geaccepteerd in ruil voor de concessie van 25.000 hectare bos.
De hoofden zeggen dat ze zich aan de tradities houden. “We hebben het recht iets te ontvangen van hen die de grond van onze voorouders ontginnen”, zegt Jeannot Bagdju, lid van de familie die het in Mambasa voor het zeggen heeft.
“Ze onderhandelen direct met de grondeigenaren, soms zelfs met de goedkeuring van de natuurbeheerders”, zegt de districtscoördinator voor Milieuzaken, ingenieur Mokili Kaliko. De officiële manier om aan een vergunning te komen duurt hen meestal te lang, zegt hij, maar daardoor profiteert de bevolking amper van de houtkap.
Er is een boswet in Congo die bepaalt dat iedere ondernemer moet bijdragen aan de gemeenschap, door wegen aan te leggen en te onderhouden en scholen of ziekenhuizen te bouwen. Maar voor de transacties die onderhands worden afgesloten krijgt de bevolking krijgt helemaal niets. Ze zijn, zoals ze het in swahili zeggen, “makutano ya udongo”, “er niet bij betrokken en niet geraadpleegd”.

De bevolking betaalt de prijs

“Geen enkele ondernemer heeft ook maar de minste bijdrage geleverd aan de infrastructuur hier”, klaagt de autochtone bevolking. Sterker nog, die wordt zelfs beschadigd. Zoals de brug over de rivier de Ituri, die vorig jaar is ingestort onder het gewicht van een vrachtwagen met een lading planken voor Oeganda. Hij is nog steeds niet gerepareerd en de bevolking moet in een prauw naar de overkant. “We kunnen het bijna niet betalen om onze kinderen iedere dag naar hun school aan de overkant te brengen”, vertelt Louise Mwake verontwaardigd.
De boswachters hebben geen zin om te reageren op de kritiek tegen hen, maar er zijn anderen die hen wel willen verdedigen. Zoals het dorpshoofd Jeannot Bagdju, die vindt dat ze hun werk goed doen. Het probleem is “de staat die zich niet bekommert om onze infrastructuur”.
Infosud/Vertaling IPS