Hoge olieprijzen slaan diepe kloof in Latijns-Amerika
Humberto Márquez
01 januari 1970
De olieprijzen van 50 dollar per vat maken sommige landen in Latijns-Amerika slapend rijk, terwijl hun olie-importerende buurlanden de broeksriem steeds verder moeten aanhalen. De integratie van de Latijns-Amerikaanse energiemarkt had die onzalige ontwikkeling kunnen temperen. Maar op enkele gefragmenteerde initiatieven na, blijft dat idee een verre droom.
Venezuela, de vijfde olie-exporteur in de wereld, zal dit jaar zeker 5,5 miljard dollar (4,4 miljard euro) meer verdienen dan verwacht. De Venezolaanse begroting ging uit van een gemiddelde olieprijs van 20 dollar per vat, maar de gemiddelde prijs voor 2004 zal eerder tegen de 33 dollar liggen. Ook voor andere olie- en aardgasexporteurs als Bolivia, Peru, Colombia, Ecuador en Mexico rinkelt de kassa.
Intussen klaagt de Salvadoraanse president Tony Saca dat de hoge olieprijzen de economieën in Midden-Amerika vernietigen”. De gemiddelde olieprijs is in vijf jaar tijd gestegen van 9 tot meer dan 30 dollar per vat - een mokerslag voor laag ontwikkelde economieën. Saca heeft de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS), de Verenigde Naties en de Organisatie van Olie-exporterende Landen (Opec) gevraagd te helpen verhinderen dat kleine, arme landen in Latijns-Amerika en de Cariben door de stijgende prijzen bankroet gaan”.
Sinds 1980 bestaat er een solidariteitsmechanisme tussen de grootste twee olieproducerende landen in Latijns-Amerika en de armste landen in de regio. Met het Pact van San José hebben Mexico en Venezuela zich ertoe verbonden 10 landen uit Centraal-Amerika en de Cariben samen 160.000 vaten olie per dag te leveren. De ontvangende landen genieten voordelige betalingsvoorwaarden; ze kunnen bovendien tot een vijfde van wat ze moeten betalen omzetten in langetermijnleningen voor ontwikkelingsprojecten. Drie jaar geleden zette Venezuela ook nog het Akkoord van Caracas op. In het kader daarvan krijgen Cuba en een aantal andere Caribische landen 80.000 vaten olie per dag tegen preferentiële voorwaarden.
De rest van Latijns-Amerikaanse kan echter niet genieten van die afspraken. Nu de oliecrisis stilaan pijn begint te doen, gaan ze wel aankloppen bij hun rijke olieburen. Paraguay probeert bijvoorbeeld een overeenkomst met Venezuela te sluiten voor de import van 20.000 vaten olie per dag, in ruil voor de export van 300 ton rundvlees per maand en bijkomende hoeveelheden plantaardige olie en soja.
Experts oordelen dat de olie-exporterende lanen in Latijns-Amerika zich nog te veel richten op de grote verbruikers in de rijke landen, en te weinig oog hebben voor de voordelen die een samenwerking in de eigen regio kan opleveren. Venezuela lijkt het meest bereid het over een andere boeg te gooien. President Hugo Chávez droomt van een alliantie tussen de grote staatsoliemaatschappijen van de regio, met afspraken over de exploratie en exploitatie van olievelden en samenwerking op het vlak van marketing en distributie. In het kader van die strategie opende het Venezolaanse PDVSA vrijdag een kantoor in Buenos Aires. De opname van Venezuela als geassocieerd lid van de Mercosur, het Zuid-Amerikaanse handelsblok met Argentinië, Brazilië, Paraguay en Uruguay, zou een dergelijke samenwerking moeten vergemakkelijken.
Intussen proberen de olie-importerende landen in Midden-Amerika en de Cariben erger te voorkomen door zo zuinig mogelijk om te springen met brandstof. De prijzen aan de pomp worden opgetrokken, bedrijven en openbare besturen gaan tijdelijk dicht en er worden beperkingen afgekondigd op het gebruik van airconditioning en dienstwagens. Bedrijven in Nicaragua vrezen dat de consumptie nog verder zal teruglopen, Honduras maakt zich zorgen over de stijgende kosten voor de buitenlandse bedrijven die in Honduras voor de Amerikaanse markt produceren, en Dominicaanse Republiek houdt er rekening mee dat er toeristen kunnen wegblijven als gevolg van de duurdere luchtvaarttarieven en het nieuws over frequente stroompannes op het eiland.
Ook rijkere importlanden in de regio maken zich zorgen over de prijsontwikkeling. De benzineprijs is Panama steeg de voorbije week met 2,7 eurocent per liter tot maximaal 61 cent - daarvoor kan je in de VS je tank volgooien met de duurste benzine. In Chili kost benzine nu 72 eurocent per liter, na een stijging met drie procent vorige week. Chileense economen voorspellen dat de inflatie dit jaar van twee naar drie procent zal stijgen als de olieprijzen tussen de 40 en de 50 dollar per vat blijven schommelen. In Uruguay schommelt de benzineprijs rond 80 eurocent per liter. De regering, die de prijs bepaalt, overweegt een verhoging. Dat zou de vierde prijsaanpassing van dit jaar zijn.
Voor de olieproducerende landen is de zegen niet overal even groot. In Mexico, de achtste producent op wereldschaal, is de staat al 1,2 miljard dollar (966 miljoen euro) rijker geworden door de onverwacht hoge olieprijzen. Maar het aardgas dat Mexico uit de VS importeert, wordt ook almaar duurder. Dat kan in de toekomst vervelend worden. Volgens sommige prognoses zal de vraag naar aardgas in Mexico de komende twintig jaar meer dan verdrievoudigen. Brazilië, dat de voorbije decennia investeerde in de exploitatie van eigen olievoorraden, produceert intussen 1,75 miljoen vaten per dag - slechts 100.000 vaten minder dan het huidige verbruik. Volgend jaar hoopt Brazilië zelfvoorzienend te worden.
De landen die naast Venezuela deel uitmaken van het Andespact - Bolivia, Colombia, Ecuador en Peru - hebben allemaal aanzienlijke voorraden olie of aardgas in hun ondergrond. De hoge olieprijzen spijzen de staatskas en blazen projecten voor de exploitatie van nog ontontgonnen voorraden nieuw leven in. Colombia zou zijn productie willen opdrijven van 520.000 tot 700.000 vaten per dag; Ecuador van 510.000 tot 570.000. In Peru eisen de transportvakbonden dat de regering vaart zet achter de export van aardgas uit de Camisea-gasvelden om met de opbrengst daarvan de dreigende prijsstijging van diesel te kunnen afwenden. (PD/ADR)