Hoge olieprijzen zwengelen wapenwedloop aan

Nieuws

Hoge olieprijzen zwengelen wapenwedloop aan

Thalif Deen

31 mei 2006

De hoge olieprijzen dreigen producentenlanden als Saudi-Arabië, Algerije en Venezuela in een nieuwe kooproes naar de grote wapenproducenten te sturen. Het is nog wachten op cijfers die de eerste aanwijzingen staven, maar in het verleden deed dure olie altijd ook de wapenhandel opleven.

Algerije plaatste in Rusland een bestelling voor een zeventigtal gevechtsvliegtuigen met een geschatte waarde van 10 miljard dollar (7,8 miljard euro). In ruil schrapte Rusland schuldvorderingen ten aanzien van Algerije die nog dateerden uit het Sovjettijdperk. Ook de Amerikaanse minister van Defensie, Donald Rumsfeld, verklaarde al te onderhandelen over een militaire deal met het olierijke Noord-Afrikaanse land.

Ook Saudi-Arabië, Iran, de Verenigde Arabische Emiraten en Nigeria hebben de voorbije maanden militaire bestellingen geplaatst bij grote wapenproducenten.

Tom Baranauskas, een hoofdanalist voor het Midden-Oosten bij Forecast International, ziet in die wapencontracten nog geen teken van een beginnende wapenwedloop in het Midden-Oosten de wapenwedloop aan het opdrijven zijn. Volgens Baranauskas doen de landen in die regio het de laatste tijd net wat kalmer aan omdat ze moeite hebben om al die moderne wapensystemen onder de knie te krijgen. “Algerije vormt een uitzondering omdat het de afgelopen jaren niet veel militaire uitgaven heeft gedaan. De Algerijnse aankopen maken deel uit van een moderniseringsoperatie.”

Maar de recente geschiedenis leert dat olieschokken vaak de aanzet vormen voor grote wapendeals. Na de eerste Golfoorlog in 1990-1991 verdubbelde de wapenexport van de VS tot meer dan 30 miljard dollar (23,4 miljard euro), terwijl de olieprijzen op datzelfde ogenblik piekten tot 40 dollar (31 euro) per vat, zegt Frida Berrigan, hoofdonderzoekster van het World Policy Institute’s Arms Trade Resource Centre in New York.

“Ook twee decennia daarvoor, tijdens de oliecrisis in het begin van de jaren ’70, inden Saudi-Arabië en Iran meer dan 40 miljard dollar (31 miljard euro) aan olie-inkomsten. Een groot deel daarvan besteedden ze aan wapens”, aldus Berrigan. In de jaren 1973 en 1974 gaven die twee landen en Koeweit alleen al aan Amerikaanse wapens meer dan 4 miljard dollar (3 miljard euro) uit.

Geld is er ook nu weer genoeg. Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) schat dat de olielanden in het Midden-Oosten dit jaar 218 miljard dollar (170 miljard euro) winst zullen overhouden aan de hoge olieprijzen, tegen 57 miljard dollar (45 miljard euro) in 2003.

Voor 2006 is het volgens Berrigan echter nog te vroeg om te kunnen zeggen of de wapenverkoop even exponentieel zal stijgen als de olieprijzen. Tot dusver hebben alleen Australië, Japan, Thailand, Turkije en Zuid-Korea grote wapenbestellingen geplaatst. Dat zijn geen grote olie-exporteurs.

“Maar een blik op de recente geschiedenis wijst erop dat de vraag voor Amerikaanse wapens wel eens in de lift zou kunnen zitten”, waarschuwt Berrigan, die de wereldwijde wapenhandel op de voet volgt.

Volgens Berrigan liet een Pentagon-medewerker zich bij een vorige olieprijsverhoging ontvallen waarom de VS graag wapens verkoopt tegen petrodollars: “De grootste vraag waarmee de VS op lange termijn worstelen, is hoe we de Arabieren ertoe kunnen bewegen hun dollars uit te geven zonder dat ze controle krijgen over hun economie.” Wapens zijn daar volgens Berrigan een heel efficiënte manier voor. “In het geval van Venezuela beslisten de VS onlangs om de een of andere reden die strategie te verlaten.” (JVP/PD)