"Hulpverlening Haïti negeert Haïtianen"

Nieuws

"Hulpverlening Haïti negeert Haïtianen"

Kanya D'Almeida

25 januari 2011

De internationale hulpverlening in Haïti faalt omdat ze de Haïtianen zelf volkomen negeert, zegt de Amerikaanse mensenrechtenexpert en hoogleraar Lisa Davis. Van het beloofde geld is nog niet veel betaald, en wat wel betaald is, gaat meestal niets naar Haïtiaanse groepen of de Haïtiaanse overheid.

Natuurrampen blijken enorm lucratief te zijn voor supermachten met de capaciteit om een land “herop te bouwen”. In Haïti heeft dat “rampenkapitalisme” een totaal nieuwe betekenis gekregen, zeggen critici.

“De eerste verjaardag van de donorconferentie komt snel dichterbij”, zegt Lisa Davis, die aan de International Women’s Human Rights Clinic van de gerenommeerde CUNY School of Law in New York doceert. “Donorlanden hebben toen bijna 14,2 miljard dollar beloofd voor heropbouwinspanningen. Op dit moment is zeer weinig van dat geld vrijgegeven. En wat wel vrijgegeven is, ging grotendeels naar internationale ngo’s eerder dan naar lokale Haïtiaanse groepen of zelfs rechtstreeks naar de regering.”

In de Interim Haiti Reconstruction Commission (IHRC) bijvoorbeeld zijn alle grote internationale financiële instellingen en alle grote donorlanden vertegenwoordigd, maar er zit niet één vertegenwoordiger in van de sterke, veerkrachtige lokale bewegingen, zegt Davis.
“Ze geven geen voorrang aan de mening van groepen die lokaal aan het heropbouwproces werken. Wat belangrijker lijkt, zijn de economische doelstellingen van de donorlanden en hun perceptie van hoe Haïti er na de aardbeving zou moeten uitzien.”

“Dit is een typisch proces van landen die van buitenaf worden heropgebouwd, door bijvoorbeeld een economie te creëren die goederen produceren voor de export eerder dan voor de behoeften van de Haïtiaanse gemeenschap.”

Geen samenwerking

Veel internationale agentschappen in Haïti zijn niet in staat of niet bereid om samen te werken met bestaande lokale groepen, zegt Davis. Bij hun hulpverlening benaderen de ngo’s de zaken ook van bovenaf. Dat alles heeft de ongelijkheid, de tekorten en het geweld in de kampen nog verscherpt.

Davis is ook directeur mensenrechten van de internationale vrouwenrechtenorganisatie Madre. Madre werkt nauw samen met Kofaviv, een burgerorganisatie in Haïti die onophoudelijk hulp biedt aan vrouwen in de 22 vluchtelingenkampen in het land. Volgens David is Minustah, de VN-missie in Haïti, er niet in geslaagd een partnership op te zetten met Kofaviv of haar middelen te gebruiken om de capaciteit van Kofaviv te vergroten.

Absoluut niet efficiënt

“De vredeshandhaving van Minustah is totaal niet georganiseerd”, zegt Davis. “Ze spreken de taal niet, patrouilleren ‘s nachts niet, controleren niet al de kampen. Er gaat dus een enorme hoeveelheid geld naar iets wat absoluut niet efficiënt is.”

“De VN-subcluster die gendergeweld moet aanpakken, zei dat hij problemen had om alle 22 kampen in het land te vinden”, zegt Davis. “Dat is belachelijk. Al wat ze hadden moeten doen, is het aan Kofaviv te vragen. Het is tekenend voor het voortdurende gebrek aan contact tussen de donoren en de burgerorganisaties.”