Indonesische boeren scheuren broek aan biobrandstof
Kanis Dursin
17 april 2012
De rush op wonderplant jatropha lijkt helemaal voorbij in Indonesië. "Jatropha werd voorgesteld als de nieuwe weg naar economische welvaart, maar we hebben nooit de beloofde prijs voor onze oogst gekregen", zegt een landbouwer die opnieuw op rijst is overgeschakeld.
De veertigjarige Muslikin uit Gundi in Centraal-Java mag het vergeten om zijn kinderen naar een goede school te sturen. Hij kan amper de lening terugbetalen die hij in 2006 aanging om zijn jatrophaplantage te financieren.
De plant werd toen door de landbouwindustrie gepromoot als de beste optie voor de productie van biodiesel. Nog geen twee jaar later en nog voor hij zijn lening kon afbetalen, maakte hij van zijn 2 hectare grond opnieuw een rijstveld. De hoge verwachtingen werden niet ingelost.
“Bedrijven beloofden ons dat ze de jatrophavruchten zouden aankopen voor 51 à 59 eurocent per kilogram. Uiteindelijk boden investeerders ons 8 à 13 eurocent”, hekelt Muslikin.
President Yudhoyono
Hij is een van de tienduizenden boeren die gevolg gaven aan de oproep van hun regering om jatropha te planten. Indonesië, een olieproducerend land dat nu aangewezen is op import, zocht in het verleden naar manieren om zijn afhankelijkheid van dure fossiele brandstoffen te verkleinen.
Zo stelde president Susilo Bambang Yudhoyono in 2006 ambitieuze doelstellingen om het aandeel van hernieuwbare energie op te trekken tot 17 procent van het totale verbruik en het aandeel van fossiele brandstoffen te verminderen van 55 tot 20 procent tegen 2025. Hij creëerde het Nationale Team voor de Ontwikkeling van Biobrandstoffen (NTOB) om de lijnen uit te zetten en programma’s op te zetten.
Rush
Het gevolg was een rush op de Jatropha curcas, een boom die niet alleen goed bestand is tegen droogte en ziekte maar die met 34,4 procent olie ook een van de hoogste rendementen van alle biobrandstofgewassen laat optekenen.
“Er werden van 2005 tot 2008 naar schatting 400 miljoen jatrophaboompjes over heel Indonesië geplant”, zegt Abbas Hadisunyoto, voorzitter van de Vereniging van Indonesische jatrophaboeren.
De stormloop was van korte duur. Tegen eind 2008 verwijderden boeren hun planten al vanwege de lage verkoopprijs van de jatrophavruchten. “Tussen 80 en 85 procent van de 400 miljoen boompjes en zaailingen zijn gerooid, niet gewoon omgehakt”, aldus Hadisunyoto.
De voormalige voorzitter van het NTOB, Al Hilal Hamdi, denkt dat het jatropha-voor-biobrandstof-programma vooral op papier bestond. “Het programma is bijna volledig stilgevallen. De activiteiten beperken zich tot onderzoek en ontwikkeling van zaden, en enkele kleine initiatieven van ngo’s.”
Bedrijven
Volgens de autoriteiten heeft Indonesië 50 miljoen hectare “verwaarloosd” land dat in jatrophaplantages omgezet zou kunnen worden. Hamdi gelooft dan ook nog in het grote potentieel van het gewas. “Maar de regering moet de boeren helpen met kwaliteitsvolle zaailingen, financiële prikkels en productiemiddelen.” Hij vindt ook dat de regering moet zorgen voor mensen die boeren kunnen leren hoe ze de plant op een goede manier kunnen telen.
Hadisunyoto meent dat er opnieuw interesse is voor jatropha in Indonesië. Bedrijven uit Duitsland, Singapore, Maleisië, Japan en Zuid-Korea zouden al aangeklopt hebben bij zijn organisatie. “We bekijken samenwerking met bedrijven uit deze landen, en ik vertel boeren opnieuw dat ze jatropha moeten telen.”
Maar geen haar op Muslikins hoofd dat daaraan denkt. “Jatropha is verleden tijd voor mij. Zelfs een ezel stoot zich geen twee keer aan dezelfde steen.”