Inheemse Bolivianen zijn aanvallen veehouders moe
Rafael Acuña
26 maart 2013
"We kunnen het misbruik niet langer aan", zegt Carmelo Tayo. Hij staat aan het hoofd van een kleine inheemse gemeenschap die al tientallen jaren in het Boliviaanse Amazonegebied gevestigd is. Nu willen veehouders hun grond.
Het Tsimané-volk, dat ongeveer 8600 leden telt, leeft in kleine groepen die nauwelijks verbonden zijn met de rest van de wereld. Hun gebied ligt slechts op 400 kilometer van hoofdstad La Paz maar om er over land te geraken heb je twaalf tot achttien uur nodig.
De inheemse gemeenschap van Carmelo Tayo woont in El Jatatal, aan de rand van San Borja en Rurrenabaque. De vijftien families leidden er lang een rustig bestaan. De eerstvolgende gemeenschap bevindt zich op 15 kilometer.
Omsingeld
Nu willen veehouders hun gebied uitbreiden en ze krijgen daarvoor de steun van de overheid in San Borja, zegt Tayo. Sommige leden van zijn gemeenschap kregen wat geld aangeboden voor hun sobere huis. Toen niemand toehapte, begon de agressie.
Tito Romero, een van de Tsimané-boeren, vertelt hoe veertig veehouders hem omsingelden toen hij alleen was en hoe ze hem aanmaanden de plaats te verlaten. Ze vertelden hem ook dat ze de steun hadden van de burgemeester van San Borja.
Kort nadien stelde een andere boer vast dat de weg naar zijn landbouwgrond versperd was. Daardoor moest hij een grote omweg maken en werd hij onderweg bedreigd. Nog steeds houdt de intimidatie aan, zegt Tayo.
Nomadisch bestaan
Hij heeft het Nationaal Instituut voor Landbouwhervorming (INRA) gevraagd om de woonplaats van zijn gemeenschap een wettelijk karakter te geven, maar tot dusver zonder resultaat.
Volgens Carlos Espinoza, expert inheemse volken, hebben de Tsimané altijd in dit deel van het Amazonebekken gewoond. Maar ze leiden een nomadisch bestaan, waardoor de komst van andere groepen en activiteiten mogelijk is. Dat is in San Borja gebeurd: daar domineren nu veeboeren en rijst- en maïstelers.
Binnen beschermde natuurgebieden is de voorouderlijke grond van inheemse groepen beschermd. Maar El Jatatal ligt niet in zo’n beschermde zone. Daardoor zijn deze Tsimané kwetsbaar voor de uitbreiding van landbouw en veeteelt, “aangezien ze geen rechten kunnen laten gelden ten aanzien van de nieuwe eigenaars of nieuwe nederzettingen die op die plaatsen ontstaan.”
Tayo betwijfelt ook of het echt veehouders zijn die op hun grond uit zijn. Andere gronden die ze zich hebben toegeëigend, werden verkaveld en aan derden verkocht, zegt hij.
“We willen alleen maar dat men ons met rust laat, dat men ons iets geeft in de plaats van ons iets af te nemen, en vooral, dat men erkent wat van ons is, dat de meesten hier geboren zijn en hier willen sterven.”