Invasie is grootste culturele ramp voor Tweestromenland sinds 1258
Humberto Márquez
16 februari 2005
Een miljoen boeken, tien miljoen documenten en 14.000 archeologische kunstvoorwerpen: het allemaal verloren gegaan tijdens de Amerikaanse invasie en de daaropvolgende bezetting van Irak. De Venezolaanse auteur Fernando Báez noemt het de grootste culturele ramp sinds de verwoesting van Bagdad door de afstammelingen van Djengis Khan in 1258.
Fernando Báez heeft meegewerkt aan het in kaart brengen van de verwoesting van culturele en religieuze voorwerpen in Irak, de streek van de oude Mesopotamische koninkrijken Sumerië, Akkad en Babylon die vaak wordt beschouwd als de bakermat van de beschaving. Báez heeft zich de vijandschap van de Verenigde Staten (VS) op de hals gehaald met zijn inventaris van de verwoestingen in Irak en met de beschuldiging dat de coalitietroepen zich niet houden aan de Conventie van Den Haag uit 1954 over de bescherming van het culturele erfgoed in tijden van oorlog. Báez krijgt naar eigen zeggen geen visum voor de VS om er deel te nemen aan conferenties. Bovendien mag hij nu ook niet meer terugkeren naar Irak om er verder onderzoek te verrichten. Maar volgens hem maakt dat niet veel verschil meer. Wij hebben voldoende documenten, filmmateriaal en foto’s die kunnen dienen als bewijs, aldus de expert.
De Conventie van Den Haag stelt dat cultureel eigendom moet worden beschermd in geval van oorlog. Washington heeft de conventie en het bijgevoegde protocol uit 1999 niet ondertekend. Volgens Baéz houden ook de overige leden van de coalitie zich niet aan de afspraak.
Hoewel vooral Iraakse burgers de bibliotheken en musea hebben geplunderd, meent Báez dat het Amerikaanse leger zich schuldig heeft gemaakt aan “criminele nalatigheid” omdat het heeft verzuimd bibliotheken, musea en archeologische vindplaatsen te beschermen. De Amerikanen kregen nochtans duidelijke waarschuwingen van de Verenigde Naties, de VN-Cultuurorganisatie Unesco, het Oosters Instituut van de Universiteit van Chicago en Martin Sullivan, voormalig voorzitter van het adviescomité van de Amerikaanse president voor cultureel eigendom. De Irakezen die op plundertocht trokken, zagen in die nalatigheid een groen licht om onbeperkt hun gang te gaan.
Volgens Báez zijn de VS niet alleen schuldig aan verzuim, maar ook aan rechtstreekse vernietiging en plundering. In mei 2004, een jaar na het formele einde van de vijandelijkheden, werden tijdens gevechten met aanhangers van de sjiitische geestelijke Moqtada al-Sadr 40.000 religieuze manuscripten verwoest in een brand die werd aangestoken door de coalitietroepen. En toen soldaten hoorden dat de Sumerische stad Ur in het zuiden van Irak de geboorteplaats was van de profeet Abraham, namen zij oude stenen mee als souvenir. Niet alleen de Amerikaanse soldaten hebben boter op het hoofd. Eind mei 2004 werden Italiaanse carabinieri betrapt terwijl zij gestolen oude kunstvoorwerpen over de grens met Koeweit probeerden te smokkelen. Het British Museum meldt dat Poolse soldaten een deel van de oude ruïnes van Babylon ten zuiden van Bagdad hebben verwoest.
Báez weet dat de wanpraktijken nog altijd doorgaan. Onlangs nog reden Poolse soldaten met zware voertuigen naar het paleis van Nebuchadnezar uit de zesde eeuw na Christus. Zij bedekten grote delen van de site met asfalt en berokkenden zo onherstelbare schade. Recentelijk is ook geprobeerd om stenen uit de poort van Ishtar los te breken. Tot overmaat van ramp hebben vele oude muren zwaar te lijden onder het gedaver en gedreun van Amerikaanse trucks en helikopters. De constructies die nog niet bezweken zijn, krijgen dan weer het bezoek van graffitispuiters.
Báez verwacht niet dat de situatie meteen zal verbeteren. Hij beschuldigt de Amerikanen ervan dat de situatie in Irak door hun toedoen minder veilig is geworden en dat zij dus de voorwaarden hebben gecreëerd voor de culturele verwoesting die de komende jaren vermoedelijk nog zal toenemen door het gebrek aan rechtszekerheid. Tijdens de plunderingen van Bagdad stelde de Amerikaanse minister van Defensie Donald Rumsfeld koudweg dat plundering niet iets is wat je toestaat of niet toestaat, maar iets wat gewoon gebeurt…
Intussen heeft de hele situatie wel wat teweeggebracht in de Verenigde Staten. De VS is opnieuw toegetreden tot de Unesco, de VN-organisatie voor wetenschappen, cultuur en onderwijs die onder Ronald Reagan nog werd beschouwd als “communistisch front”. Deskundigen van het ministerie van Buitenlandse Zaken en Defensie proberen ook de schade te herstellen. Agenten van de Amerikaanse militaire politie hebben de Iraakse politie geholpen bij het opsporen van de ‘Dame van Warka’, bijgenaamd de Mona Lisa van Mesopotamië, een 5.200 jaar oud marmeren beeld en een van de oudste afbeeldingen van het menselijk gelaat. Dat beeld is 75 à 115 miljoen euro waard. Een Sumerische schrijftablet met spijkerschrift of een Assyrische stèle kan aan de grens algauw 44.000 euro opleveren.
Sommige Irakezen kopen op tweedehandsmarkten in Bagdad boeken om ze terug te bezorgen aan bibliotheken. Volgens Báez valt de totale schade niet te becijferen. In de Nationale Bibliotheek van Bagdad zijn ongeveer één miljoen boeken verbrand, waaronder vroege uitgaven van de vertellingen van duizend-en-een-nacht, wiskundige verhandelingen van Omar Khayyam en traktaten van de filosofen Avicena en Averroes. In totaal zijn in Irak ten minste tien miljoen documenten verloren gegaan, ook uit de Al-Awqaf-bibliotheek, die meer dan 5.000 islamitische manuscripten bevatte, uit universiteitsbibliotheken en de bibliotheek van Baut al-Hikma. Ook het Nationaal Archeologisch Museum van Bagdad heeft veel schatten verloren. In totaal zouden 25 grote en 14.000 minder belangrijke kunstvoorwerpen verdwenen zijn. Dankzij amnestie voor plunderaars konden ongeveer 3.500 voorwerpen worden gerecupereerd.
Fernando Báez heeft heel wat onderzoek verricht naar de verwoesting van boeken en bibliotheken en publiceerde daarover in het Spaans “Een universele geschiedenis van de vernietiging van boeken”. Dat werk behandelt het rampzalige verlies aan boeken tijdens oorlogen, zoals het platbranden van de bibliotheek van Alexandrië in 48 voor Christus of het verbranden van miljoenen boeken door de nazi’s. Toch meent Báez niet dat militairen de grootste vijanden van boeken zijn, maar wel intellectuelen. Hij stelt dat intellectuelen boeken hebben verbrand in naam van de bijbel of de koran en dat Vladimir Nabokov voor de ogen van zijn studenten ‘Don Quichotte’ in brand stak. Vernielers als Aldof Hitler of Slobodan Milosevic waren bibliofielen. Saddam Hussein was zelf archeoloog en filoloog en schreef drie boeken. Ook veel aanvoerders in de Amerikaanse oorlog tegen Irak waren academici. Báez noemt het tegenstrijdig dat de uitvinders van het elektronische boek zijn teruggekeerd naar Mesopotamië, de bakermat van boeken, de geschiedenis en de beschaving, om het te vernietigen. (LD/PD)