Iraakse Sahwastrijders hebben geen geld meer
Karlos Zurutuza
13 maart 2012
De Amerikanen wilden met de zogenaamde Sahwaraden de soennitische opstandelingen voor zich winnen en uiteindelijk integreren in het reguliere Iraakse leger. Maar de frustratie onder de strijders neemt toe nu ze geen salaris meer krijgen.
In Samarra, een soennitische stad 150 kilometer ten noorden van Bagdad, is de ontevredenheid onder de Sahwastrijders net zo tastbaar als het stof op de wegen. “We zijn niet meer betaald sinds de Amerikanen in december uit Irak zijn vertrokken. Als er niets verandert, zal ik dit checkpoint verlaten”, zegt Saif Ahmed, een van de militieleden.
“Niet de Amerikanen, maar wij hebben Al Qaeda in Irak verslagen”, zegt Sheik Khalid Fleieh, een van de voorstanders van de Sahwa. Sahwa betekent het (soennitisch) ontwaken, ook bekend als de “zonen van Irak”. Het is een paramilitaire groep die in 2005 werd opgezet door verschillende tribale leiders om hun gemeenschappen in Midden-Irak te beschermen. “Na de bezetting vochten we eerst samen met Al Qaeda, maar al snel begonnen die onze eigen mensen te doden”, zegt Fleieh.
Inkomsten
Veel strijders zijn voormalige opstandelingen die zich hebben omgevormd tot pro-regeringsmilities. Vanaf 2005 kregen ze een salaris van ongeveer 250 dollar (165 euro) om checkpoints te bemannen en te patrouilleren door hun eigen gebieden. Maar met het vertrek van de Amerikanen zijn deze inkomsten ook verdwenen.
“Het originele plan was onze mannen te integreren in het Iraakse leger, maar we beginnen ons nu allemaal te realiseren dat het nepbeloften waren”, zegt Abdullatif Majid Latif, commandant van de militie in Samarra. In totaal telt de militie naar schatting honderdduizend leden. Een kwart van hen zou geïntegreerd worden in het leger, was het plan, maar dat is niet gelukt. “Ik heb tweeduizend mannen die voor hun familie moeten zorgen, in een wanhopige situatie. Ze zijn allemaal nog steeds loyaal aan Sheikh Khalid Fleieh, maar ik vraag me af hoe lang dat nog zal duren.”
Abdulljabar Abdulrahim, lid van de militie in Samarra, is duidelijk: “Als ik in april nog niet betaald ben, ga ik weg en ga ik iets anders zoeken, in de bouw of in de schoonmaak”, zegt hij, gekleed in een sportbroek, op slippers en met een AK-47 in zijn hand. “Mijn uniform is na vier jaar op, en ik kan niet eens een nieuwe kopen”, zegt hij.
Weggegooide zakdoekjes
Onder de bevolking verschillen de meningen over de militie. “De arme drommels zitten te wachten tot ze worden gedood door een terrorist omdat ze iets doen waar ze niet eens voor betaald worden”, zegt Yousef Abdulhamid, een groenteboer op de markt. “Kun je meer pech hebben?” Maar taxichauffeur Rahim ziet het anders. “Ik maak me niet in het minst druk om ze. Ze sloten zich aan bij de bezetters en ze werden gebruikt als zakdoekjes die nu in de prullenbak worden gegooid. Wat verwachtten ze anders van de Amerikanen?” Volgens Rahim is Irak van de ene bezetting in de andere gekomen, nu onder de Iraanse, via de sjiitische partijen.
De burgermeester, Omar Hassan Mohammed, is een stuk optimistischer. Er is een goede balans tussen de groepen die de situatie een stuk veiliger heeft gemaakt, zegt hij. “We hebben regeringssoldaten, mensen van het ministerie van Binnenlandse Zaken en daarnaast de Sahwamilitie. Afgezien van wat incidenten, is er bijna volledige veiligheid.”
Gewapende soennitische oppositie
Niemand betwist dat de integratie van de “Zonen van Irak” flink heeft geholpen het geweld in te dammen. Maar veel mensen, onder wie premier Nouri al Maliki, vrezen dat zulke groepen oncontroleerbaar kunnen worden en kunnen veranderen in een “gewapende soennitische oppositie”. Steeds meer soennieten hebben het gevoel dat ze worden gediscrimineerd door de sjiieten die aan de macht zijn. De vrees bestaat dat de tienduizenden die niet bij het leger kunnen werken uiteindelijk alleen bij Al Qaeda aan een inkomen kunnen komen.
Hogeresolutiebeeld op http://ipsnews.net/pictures/Iraq_P3039140.jpg.