"In Irak is een burgerleven niets waard"

Nieuws

"In Irak is een burgerleven niets waard"

Dahr Jamail

17 maart 2008

“Als een burger een zak of een schop droeg, mochten we hem neerschieten. Tegen onze derde diensttijd hadden we schoppen mee in onze Hummer, die we bij gedode burgers konden achterlaten. Dan leek het alsof ze een bom aan het ingraven waren.” Irakveteranen in de VS getuigen over het gemak waarmee Amerikaanse soldaten in Irak op burgers schieten.

De veteranen kwamen aan het woord op seminarie “Winter Soldier” georganiseerd door de organisatie Veterans Against the War. Een eerste “Winter Soldier Investigation” in 1971 liet Vietnamveteranen aan het woord over de gruwel die ze hadden meegemaakt en werd later verwerkt tot een documentairefilm.
De term “Winter Soldier” verwijst naar een pamflet uit 1776 waarin Thomas Paine, een van de vaders van de Amerikaanse onafhankelijkheidsstrijd, de “zomersoldaten” hekelt die aan hun plicht verzaken in tijden van crisis.
Op de eerste dag van het seminarie ging het over de “rules of engagement”, de regels die bepalen in welke omstandigheden de soldaten geweld mogen gebruiken. Voormalig verkenner Garret Reppenhagen herinnert zich dat hij bij zijn inzet in Kosovo uitgebreid werd gebrieft over de rules of engagement en de Conventie van Genève.

Geen regels

“In Irak werd dat allemaal overboord gegooid”, zegt Reppenhagen. “De mensen waarmee ik onder de wapens was waren echte beroeps. Ze gingen naar Irak om de VS te verdedigen. Maar al snel waren we bezig Irakezen te doden op de meest gruwelijke manier. We konden niet anders om onze eigen veiligheid te garanderen. De oorlog is wreed.”
Reppenhagen herinnert zich nog levendig hoe op zijn eerste patrouille, in 2004 in de buurt van Baquba, zijn kameraden twee boeren neerschoten die ’s nachts op hun veld aan het werken waren. “Ik kreeg te horen dat ze op hun veld waren omdat er alleen dan elektriciteit was om de waterpompen te laten werken. Toen ik de sergeant vroeg waarom hij dan had geschoten, antwoordde hij: ‘Omdat ze zich niet hebben gehouden aan de avondklok’. Dat was meteen de enige keer dat iemand me de rules of engagement heeft uitgelegd.”
Vincent Emmanuel was bij de mariniers nabij de stad al-Qaim in het noorden van Irak. “Het was toen heel gewoon om lukraak op voorbijrijdende auto’s te schieten. Dat waren zeker geen geïsoleerde incidenten.” “Op een keer werden we aangevallen door de bevolking toen we probeerden een brug op te blazen. We zijn toen op alles en iedereen beginnen schieten. Ik herinner me dat ik twee magazijnen heb leeggeschoten in de stad zonder ooit een doelwit te viseren.”
“We hadden er plezier in burgers te pesten, ook als we wisten dat ze onschuldig waren. We namen ze mee naar de woestijn en gooiden ze al rijdend uit onze Humvees, nadat we ze nog een pak rammel hadden gegeven.”

Een schop als bewijsmateriaal

Andere soldaten kwamen getuigen over de praktijk om naast neergeschoten burgers een schop of een wapen te leggen, zodat het leek dat het verzetsstrijders waren of mensen die een bom wilden ingraven langs de weg.
Een van hen is John Washburn, die drie jaar diende bij de mariniers. “We werden aangemoedigd wapens en schoppen mee te nemen die we bij burgers konden achterlaten als we per ongeluk iemand hadden neergeschoten. Toen ik aan mijn derde dienstjaar begon, mocht je schieten op iedereen die een schop of een zak droeg. In ons voertuig hadden we altijd een voorraadje schoppen en wapens om bij gedode burgers achter te laten.”
De rules of engagement werden steeds soepeler, herinnert Washburn zich. “In sommige steden mocht je gewoon schieten op alles wat bewoog. Op een dag hadden we de burgemeester van een stadje nabij Haditha neergeschoten. Ze lieten ons toen zijn wagen zien met een mooi gegroepeerd schot door de voorruit. ‘Puik werk’, kregen we te horen, iets waar alle mariniers een voorbeeld aan konden nemen. En dat was dus de burgemeester.”
“In het begin zei mijn commandant: ‘Dood diegenen die je moet doden, en red diegenen die je moet redden’”, getuigt marinier Jason Wayne Lemue. “Daarna veranderden de regels en mochten we schieten als iemand een schop droeg, op het dak stond te telefoneren of na de avondklok nog buiten was.”
John Michael Turner stond bij de mariniers twee jaar achter een machinegeweer. “Op 18 april 2006 schoot ik mijn eerste burger dood”, zegt hij somber. “Hij was onschuldig, ik weet nog dat ik hem ‘dikzak’ noemde. Hij liep terug naar zijn huis en ik schoot op hem, voor de ogen van zijn vader en een vriend. Hij schreeuwde, draaide zich om en keek me recht aan. ‘Dat kan ik niet laten gebeuren’, dacht ik, en schoot opnieuw. Nadien kreeg ik van alle kanten gelukwensen.”
De berichtgeving in de traditionele media is volgens Turner niet erg realistisch. “Telkens we het gezelschap kregen van een ‘embedded reporter’, veranderden we helemaal van aanpak”, zegt Turner. “We deden alles volgens het boekje en hielden ons erg rustig.”