Irak is kooi voor miljoenen Irakezen

Nieuws

Irak is kooi voor miljoenen Irakezen

Ahmed Ali

05 november 2007

Irak is voor veel Irakezen veranderd van vaderland in gevangenis. Er zijn al meer dan twee miljoen interne vluchtelingen, en de meerderheid daarvan blijft alleen in Irak omdat ze niet genoeg geld hebben of omdat de reis naar het buitenland nog gevaarlijker lijkt dan stilletjes te blijven waar ze zijn.

De VN-Vluchtelingenorganisatie UNHCR schat dat er nu 4,4 miljoen Irakese vluchtelingen zijn. Meer dan 2,2 miljoen Irakezen leven buiten Irak, vooral in Jordanië en in Syrië. Ongeveer evenveel Irakezen zijn volgens de UNHCR ontheemden in eigen land geworden.
Veel hulpverleners denken dat de aantallen vluchtelingen nog een stuk hoger liggen. In elk geval blijven de cijfers stijgen. Het UNHCR maakte vorige week bekend dat er in Irak elke dag nog 2.000 mensen hun huis verlaten. De meesten van hen slaan op de vlucht omdat ze bedreigd worden door milities. In gebieden met een gemengde bevolking verdrijven soennitische milities sjiieten en omgekeerd.
Vooral in Bagdad, Diyala, al-Anbar en Salahadeen, drie provincies in het centrum van het land waar overwegend soennieten leven, verlaten veel mensen hun huizen. Gezinnen die blijven, zeggen vaak dat ze geen andere keuze hebben. 
“Het is hier levengevaarlijk, maar we hebben geen geld om naar het buitenland te trekken en daar te leven”, zegt Ali Muhsin, een ambtenaar van het directoraat-generaal van onderwijs. De vader van vijf leeft in Baquba, een stad in de provincie Diyala op 40 kilometer van Bagdad.
“Langer dan een jaar werden we maar om de 50 tot 60 dagen uitbetaald”, zegt Mushin. “Militieleden hadden de hele stad overgenomen. Ze controleerden de zelfs de banken, waardoor onze diensten geen geld meer kregen.”
Volgens Muhsin werken de meeste leerkrachten in Diyala niet voltijds, want hun inkomen nog verder vermindert. Door het extreme geweld blijven werknemers ook vaak thuis.
Veel arme Irakezen kijken afgunstig naar hun landgenoten die wel de kans zagen het land te verlaten. “Zeventig procent van de Irakezen die het land hebben verlaten, zijn rijk, en de rest had de mogelijkheid om aan geld te komen”, zegt Abaid Nasir, een werkloze handelaar in Baquba. “Sommigen verkochten hun eigendommen, anderen offerden hun spaarcenten op om hun gezin in veiligheid te brengen.”
De meerderheid van arme Irakezen voelt zich gevangen in eigen land. “Mensen kunnen hier nauwelijks rondkomen; hoe zouden ze dan een verblijf in het buitenland kunnen bekostigen”, zegt Najmeldeen Alwan, een kruidenier uit de buurt van Baquba. “We wachten gewoon af wat ons lot wordt”, vult zijn vrouw Suhir aan.
Maar het is niet alleen geld dat bepaalt of gezinnen blijven of vertrekken. “Mijn familie leeft in een klein dorp in de buurt van Baquba dat erin slaagt bendes en militieleden  buiten te houden”, zegt Ta’ama Aed. “Het enige dat militieleden kunnen doen, is mortiervuur openen op het dorp.” Het nadeel is wel dat de inwoners zich niet meer buiten het dorp wagen.
Andere gezinnen betalen milities of rebellen voor bescherming. “Meestal houden de militieleden hun woord”, zegt Mohammed Jabur, nog een inwoner van Baquba. 
Interne vluchtelingen in Irak weten vaak niet waarheen. Er zijn geen officiële vluchtelingenkampen die gefinancierd worden door de overheid. Overal in het land zijn provisorische kampen verschenen, maar de doorstroom is groot omdat de bewoners zich er niet veilig voelen.
Veel Irakezen die bedreigd worden, blijven toch in hun huizen omdat reizen zo gevaarlijk is. De meeste mensen wagen zich niet verder dan een kilometer of twee buiten hun dorp of stad.
“Ik wilde Irak verlaten, maar ik kon niet omdat militieleden alle uitvalswegen en de snelwegen controleren”, klaagt Ahmed Salih uit Baquba. “Tot aan de grens is het spitsroeden lopen tussen milities en rebellen.”