'Irak was multicultureel en kosmopolitisch'
Aaron Glantz
12 oktober 2008
In Irak liggen bevolkingsgroepen "al 700 jaar" met elkaar overhoop, zei de Amerikaanse vice-presidentskandidaat Joe Biden vorige week tijdens een debat met zijn Republikeinse tegenstander Sarah Palin. Maar is dat wel zo?
Niet alleen in de politiek, ook in de Amerikaanse media worden Iraki’s geregeld afgeschilderd als barbaren die nu eenmaal een lange gewelddadige traditie hebben. In het pas verschenen boek ‘My Father’s Paradise: A Son’s Search for His Jewish Past in Northern Iraq (Het Paradijs van mijn Vader: de zoektocht van een zoon naar zijn joodse verleden in Noord-Irak), schetst de Koerdisch-Amerikaanse journalist Ariel Sabar een ander beeld. Sabar vertelt in het boek het verhaal van zijn vader Yona, die in de jaren veertig opgroeide in Zakho, een kleine stad in het noorden van Irak waar joden, christenen en moslims zonder veel problemen samenleefden.
Hoewel de gemeenschap klein was, konden joden als Yona Sabar werken, bidden en hun eigen taal spreken zonder grote verstoringen”, zoals ze dat “al ongeveer 2700 jaar deden”, schrijft Sabar.
Zijn beschrijving van de jeugd van zijn vader is ontroerend. “De kleine jongen hield van daken”, schrijft Sabar. “En vanaf het dak van zijn stad in Iraaks-Koerdistan, kon de achtjarige met de donkere haren - zijn naam was Yona - uitkijken over de hele wereld.”
“Daar beneden was de winkel waar zijn vader bollen wol verkocht. Daar was ook de marktkraam waar zijn opa sherwals en shalla u-shappiksa’s in tonnen met kledingverf dompelde, zodat de broeken en jassen er weer fris gekleurd uitzagen. En daar, dwalend op de binnenplaats van het huis bij de hoofdstraat, zag Yona een van de mensen waar hij het meest van hield: de verhalenverteller met zijn hooivorkbaard, die de verbeelding van de jongen aanwakkerde met fabels over geesten, bedelaars en helden.”
Kosmopolitisch
Na de Eerste Wereldoorlog was een derde van Bagdad joods. Na de Tweede Wereldoorlog namen joden zitting in het Iraakse kabinet, het parlement en bekleedden ze hoge posities bij rechtbanken. “Dat getuigt van een cultuur die, anders dan de krantenkoppen ons willen laten geloven, behoorlijk beschaafd, sophisticated, kosmopolitisch en multicultureel was - nog voor die termen bij professoren en liberalen in zwang kwamen”, zegt Sabar.
Het was holocaust in Europa die een einde maakte aan die situatie in Irak. Na de moord op zes miljoen joden tijdens de Tweede Wereldoorlog door de nazi’s, nam de druk toe om tegemoet te komen aan het zionistisch ideaal van een Joodse staat. Direct na de oprichting van de staat Israël in 1948 wordt het land aangevallen door Arabische buurlanden.
Toen de strijd tegen Israël steeds meer Iraakse doden tot gevolg had, namen de anti-joodse sentimenten in Irak toe. Prominente Iraakse joden werden geëxecuteerd en andere werden gevangen gezet of gemarteld omdat ze zouden ‘samenwerken’ met de vijand. In veel gevallen hadden de Iraakse joden echter niet meer dan hun religie gemeen met joden in Israël. In 1951 nam de repressie van de staat en het geweld zo toe, dat de joden Zakho massaal verlieten.
Beloofde Land
Yona Sabar was twaalf jaar oud toen hij met zijn familie in Israël aankwam. Dat land bleek alles behalve het Beloofde Land. Terwijl het gezin in Irak redelijk welgesteld was, moest het in Israël genoegen nemen met een klein appartement in een achterbuurt van Jeruzalem. Familieleden die in Irak een eigen bedrijf hadden, moesten nu in hun levensonderhoud voorzien met slechtbetaalde banen. Ook kreeg de familie te maken met discriminatie, louter vanwege haar Koerdische afkomst.
Yona werkte als tiener in een cementfabriek en deed zijn schoolwerk ‘s nachts. Heel verwonderlijk lijkt het niet, dat hij na afronding van zijn vooropleiding Israël verliet om te gaan studeren aan de Universiteit van Yale in de Verenigde Staten. Daar werd hij een van de belangrijkste wetenschappers op het gebied van het Aramees, de taal waarmee hij opgroeide in Zakho. Yona verhuisde na verloop van tijd naar Los Angeles, waar hij dertig jaar werkte bij het departement Taal en Cultuur van het Nabije Oosten van de Universiteit van Californië.
‘My Father’s Paradise’ vertelt het verhaal van Yona op aangrijpende wijze en met literaire verve. Vader en zoon reizen in 2005 naar Koerdistan. Voor Ariel is het de eerste keer in zijn leven, voor Yona de tweede keer na de vlucht uit het land. In 2006 gaat Ariel opnieuw naar Koerdistan om te speuren naar informatie over zijn familie. Dat bezoek inspireert hem om in zijn boek vragen te stellen over afstamming, ontheemd zijn en de geschiedenis die voortmarcheert.
Zijn bezoek aan Koerdistan in 2005 heeft hem ervan overtuigd dat de wereld van zijn jeugd voorgoed verloren is gegaan, zegt Yona Sabar in een telefonisch interview. “Er waren nog een of twee mensen die zich iets konden herinneren over die tijd, het verleden is echt verleden tijd”, zegt hij. “We werden door een van onze gastheren thuis uitgenodigd. Hij vroeg zijn vrouw joods voedsel te bereiden, maar ze had geen idee wat hij bedoelde. Na een rondvraag bij alle andere dames wist een van hen zich uiteindelijk te herinneren wat joden in die tijd aten.”
Nostalgie
“Het Paradijs van mijn Vader” is een mooie titel voor het boek, zegt Yona Sabar, hoewel hij zijn kijk op het verleden in de eerste plaats ‘nostalgisch’ noemt. “Het paradijs is waar we al onze dromen en wensen op projecteren, wat ons spirituele vervulling geeft.” Tijdens zijn reis van Koerdistan naar Israël, en van Israël naar de VS, had hij telkens de neiging de vorige plaats te idealiseren. “Ik realiseer me nu dat het een fantasie is. Hier in Los Angeles ben ik gelukkig.”
Zijn zoon Ariel zegt dat hij merkt hoe zijn vader nog steeds naar stukjes Koerdistan zoekt in zijn dagelijks leven in Los Angeles. “De parallellen lijken mij soms ingebeeld, zelfs lachwekkend”, schrijft de jonge Sabar. “Maar ik ben gaan zien hoe echt ze voor hem zijn, hoe noodzakelijk voor een ontheemd mens.”
Kort geleden nog, in een winkelcentrum in Century City in Los Angeles, zette zijn vader zijn koffie op een terrastafeltje “en nam plaats op een metalen stoeltje alsof het een juwelen troon was”, schrijft Ariel Sabar. “Op een of andere manier hoorde hij het lawaai van het verkeer daar beneden op de acht banen van Santa Monica Boulevard niet. Hij zag de neongloed van de snackbar in jaren-vijftig-stijl en de witte muur van het de megabioscoop niet. Voor hem was het terras in Century City een Paradijs met wuivende palmen.” “Het is hier net een klein beetje Zakho”, zei de vader.