Israël beschuldigd van oorlogsmisdaden in grensdorp

Nieuws

Israël beschuldigd van oorlogsmisdaden in grensdorp

Erin Cunningham

19 mei 2009

Vier maanden na het Israëlische offensief in Gaza beschuldigen internationale mensenrechtenorganisaties Israël van oorlogsmisdaden in het grensdorp Khuza'a. Nog steeds zijn de aanvallen niet voorbij, zeggen de dorpelingen.

Khuza’a, een grensdorp in het zuiden van Gaza, op 25 kilometer van Gaza-stad, produceerde ooit fruit en groenten voor de Israëlische markt. De vruchtbare gronden van Israël zelf liggen nauwelijks 500 meter verderop.

De relatieve rust in het dorp werd verstoord op 10 januari, toen het Israëlische leger er bij zijn offensief 16 inwoners doodde en veel huizen en landbouwgrond vernietigde. Door zijn ligging aan de grens was het de enige plaats buiten de steden in het noorden van Gaza die het doelwit werd van het zware grondoffensief.

Oorlogsmisdaden

Vier maanden later beschuldigen internationale mensenrechtenorganisaties Israël van oorlogsmisdaden in Khuza’a.

In de eerste twee weken van het offensief zag Khuza’a weinig van de gevechten. Maar op 10 januari kwamen witte fosforgranaten op het dorp terecht. De twee dagen nadien regende het raketten, afgevuurd door gevechtsvliegtuigen, onbemande vliegtuigen en Apache-helikopters, een aanloop naar het grondoffensief met tanks, bulldozers en soldaten in de nacht van 13 januari.

De mannen en jongens van het dorp werden geblinddoekt en opgesloten in een enorme put die door Israëlische bulldozers was gegraven, zeggen de dorpelingen.

Verschrikte inwoners

Inwoners waarvan het huis werd ingenomen of platgewalst, vluchtten verschrikt naar het centrum van het dorp, zegt Donatella Rovera van Amnesty International. Maar ook daar begonnen de bulldozers met hun sloopwerk.

Zwaaiend met een witte vlag leidde Rawhiyya Al-Najjar, een vrouwelijke inwoner, de evacuatie van een groep vrouwen en kinderen in de ochtend van 13 januari. Een kogel raakte haar in het hoofd, zeggen onafhankelijke bronnen. Ze stierf na een doodsstrijd van twaalf uur. Een arts die haar te hulp kwam, werd eveneens onder vuur genomen.

“Die aanval was het ergste wat ons ooit is overkomen”, zegt dorpshoofd Abu Ayman. “Het is erger dan toen het dorp in twee verdeeld werd in 1948.”

Collectieve straf

Rovera zegt dat de moord op Rawhiyya, het gebruik van witte fosfor en de systematische vernietiging van huizen oorlogsmisdaden zijn. Volgens haar gaat het om een patroon dat ook elders in de oorlog te zien was.

“Het vernietigen van huizen en landbouwgrond met bulldozers geeft de indruk dat het om een collectieve straf ging tegen de inwoners van Khuza’a”, zegt Rovera.

Aan de rand van Khuza’a hadden beperkte gevechten plaatsgevonden tussen Palestijnse en Israëlische soldaten, maar die waren voorbij op het moment van de invasie, zegt Rovera. “Deze actie was militair niet nodig.”

Nog steeds aanvallen

De dorpelingen krijgen nog steeds te maken met Israëlische invasies en met beschietingen vanuit de Israëlische wachttorens. Minstens twee inwoners zijn gedood en zeven gewond door Israëlisch vuur sinds het formele einde van de operaties.

“Na het avondeten gaat iedereen slapen”, zegt inwoner Yusuf Al-Najjar, terwijl een onbemand vliegtuig boven het dorp vliegt. “Niemand durft buiten te komen. Elke avond komen Israëlische soldaten het dorp binnen en we kunnen niets anders doen dan bang zijn.”

Artikel 33 van de Vierde Conventie van Genève verbiedt de bestraffing van mensen die niet rechtstreeks bij de oorspronkelijke daad van agressie betrokken zijn.