Israëlisch atoomprogramma nauwelijks onder druk na besluit Libië - analyse

Nieuws

Israëlisch atoomprogramma nauwelijks onder druk na besluit Libië - analyse

Peter Hirschberg

09 januari 2004

De aandacht voor massavernietigingswapens in Libië en Iran en heeft tot gevolg dat de ogen van de wereld zich nu ook richten op het atoomprogramma van Israël. Weinig lijkt er echter op te wijzen dat het land van plan is openheid van zaken te geven of wapens te vernietigen.

Vorige maand besloot de Libische leider Moanmar Kadhafi de ontwikkeling van massavernietigingswapens te staken en de bestaande wapens te ontmantelen. Een besluit waar Israël zich in mocht verheugen, maar al snel nam ook de druk op dat land toe om openheid van zaken over het eigen nucleaire arsenaal te geven. De Israëlische regering heeft nooit officieel toegegeven over massavernietingswapens te beschikken.

Na zijn verrassende aankondiging in december, verwees Kadhafi expliciet naar Israël. Als meer Arabische landen het voorbeeld van Libië zouden volgen, dan zou de druk op Israël steeds groter worden. Daardoor sluit het net zich rond de Israëli’s en worden ze gedwongen hun wapenprogramma’s bekend te maken, aldus Kadhafi. Nadat zowel Iran als Libië zich bereid toonden wapeninspecteurs toe te laten, deden Syrië en Egypte een beroep op Israël om het atoomprogramma te schrappen. De Syrische president Bashar Assad herhaalde die oproep begin deze week tijdens een bezoek aan Turkije.

Directeur Mohammed el-Baradei van het Internationale Agentschap voor Atoomenergie (IAEA) heeft Israël vorige maand gevraagd om nucleaire wapens te ontmantelen als onderdeel van een vredesovereenkomst in de regio. El-Baradei suggereerde dat Israël aanjager is van een nucleaire wapenwedloop in het Midden-Oosten. Hij zei te vrezen voor een situatie waarin omringende landen zich aangespoord voelen hun wapenarsenaal uit te breiden om niet achter te blijven bij Israël. Secretaris-generaal Amr Moussa van de Arabische Liga liet zich deze week in soortgelijke bewoordingen uit. Als Israël massavernietigingswapens heeft, zullen Arabische landen zich misschien daartegen willen beschermen, zei Moussa.

Ondanks de diplomatieke druk lijkt Israël voorlopig niet bereid zijn standpunten te wijzigen. Het land bevestigt noch ontkent al jaren nucleaire wapens te bezitten en de Verenigde Staten zijn niet van plan openheid af te dwingen. Israël ziet nucleaire afschrikking nog steeds als het beste middel om in een vijandige omgeving te overleven. Dat wil echter niet zeggen dat de verandering van het nucleaire klimaat volledig voorbij is gegaan aan de Israëlische ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie. De vraag die daar aan de orde is, is of het misschien niet beter is vrijwillig mee te werken aan wapeninspecties in plaats van de deuren gesloten te houden en na verloop van tijd te moeten zwichten onder internationale druk.

Israël zou overwegen, zo wordt gespeculeerd, om het internationale verdrag over chemische wapens (CWC) te ratificeren, als andere landen in de regio hetzelfde doen. Zowel Syrië als Egypte, die allebei chemische wapens zouden hebben, weigeren echter het CWC te ondertekenen zolang Israël niet instemt met het non-proliferatieverdrag (NPT).

Professor Efraim Inbar, hoofd van het Begin-Sadat Centrum voor Strategische Studies bij Tel Aviv, ziet het Libische besluit als een positieve ontwikkeling. Er is nu een dreiging minder voor Israël. Inbar staat achter het beleid van de Israëlische regering; die doet er volgens hem goed aan onduidelijkheid te laten bestaan over het wapenarsenaal. Met Israëls wapenprogramma werd in de jaren vijftig van de vorige eeuw een aanvang gemaakt. Het werd een speerpunt voor de voormalige Israëlische premier Simon Peres. Hij nam het initiatief tot de bouw van een kernreactor in de zuidoostelijke woestijnstad Dimona. Het project werd met hulp van Frankrijk in het grootste geheim uitgevoerd. Het waas van geheimzinnigheid werd in 1986 doorbroken door Mordechai Vanunu, een technicus die werkzaam was in de reactor. In de Britse krant Sunday Times onthulde hij informatie op grond waarvan geconcludeerd kon worden dat Israël beschikking had over ongeveer tweehonderd kernkoppen.

Vanunu’s loslippigheid kwam hem duur te staan. Hij werd in Rome opgespoord en ontvoerd door Israëlische agenten. In Israël werd hij veroordeeld tot achttien jaar cel. In april van dit jaar komt Vanunu naar verwachting vrij. Waarschijnlijk mag hij het land niet verlaten om te voorkomen dat hij nog meer geheime informatie naar buiten brengt.

Vanunu wordt in kringen van vredesactivisten als een soort held gezien, maar de meeste Israëli’s beschouwen hem als een verrader. Uit een recente opiniepeiling, die werd uitgevoerd in opdracht van de Israëlische staatsradio, bleek dat het huidige kernwapenbeleid breed gedragen wordt door de bevolking. Ruim 77 procent gelooft dat Israël een kernmacht is en 56,1 procent vindt dat het land atoomwapens moet houden, zelfs als omringende landen ontwapenen. Slechts 25 procent steunt ontwapening als het Midden-Oosten alle massavernietigingswapens ontmantelt.

Geen enkele Israëlische leider heeft tot nu toe officieel toegegeven dat het land een kernbom bezit. Het zou geconcludeerd kunnen worden uit de woorden van Simon Peres, die in 1995 tegenover journalisten verklaarde kernwapens te willen vernietigen als de vrede in de regio daarmee gediend zou zijn. Geef ons vrede, dan geven wij de atoombom op. Dat is het hele verhaal, zei Peres.

Amerika is momenteel het enige land dat Israël onder druk kan zetten. Via anonieme Amerikaanse bronnen is de Israëlische media deze week te kennen gegeven dat Washington weinig behoefte voelt om druk uit te oefenen op de belangrijkste bondgenoot in het Midden-Oosten. De Verenigde Staten weten dat we niet zomaar een probleem hebben, zegt Inbar. Er zijn landen die ons willen vernietigen. Zolang vrede niet ondubbelzinnig gegarandeerd is, blijft dat zo.