Jamaica blijft werken aan factuur voor kosten slavernij
Dionne Jackson Miller
22 januari 2003
De Jamaicaanse Barbara Blake Hannah is druk
in de weer met het organiseren van een nationale conferentie over
herstelbetalingen voor de Afrikaanse slavenhandel en helpt ook informatie
verzamelen over de economische impact daarvan op Jamaica. Zij beseft heel
goed dat ze meewerkt aan een project van lange adem. We zijn hier morgen
niet mee klaar. Ik doe dit voor mijn kleinkinderen, maar we moeten er nu
mee beginnen.
Blake Hannah is journaliste en coördinator van de Jamaicaanse Beweging voor
Herstelbetalingen. Samen met een steeds groeiende groep mensen over de hele
wereld wil zij de druk opvoeren om herstelbetalingen te krijgen voor de
slavenhandel. De Wereldconferentie over Racisme in Durban in 2001 heeft
ons min of meer de opdracht gegeven een factuur in te dienen voor
herstelbetalingen en onze zaak aan te kaarten bij de Verenigde Naties. Daar
zijn we nu mee bezig, aldus Blake Hannah. De nationale conferentie aan de
Universiteit van de West-Indies over enkele maanden zal alvast een begin
maken met het opstellen van die factuur, al vindt Blake Hannah dat er nog
veel meer materiaal nodig is.
In oktober vorig jaar richtten vijfhonderd deelnemers aan een bijeenkomst
in Barbados de Pan-Afrikaanse Beweging op. Die besliste dit jaar
rechtszaken aan te spannen tegen landen die vroeger actief zijn geweest in
de slavenhandel, zoals Groot-Brittannië, Duitsland, Frankrijk en ook
België. De Rastafari Broeders van Jamaica hebben via pro-deoadvocaat Howard
Hamilton een brief gestuurd aan de Britse koningin Elizabeth II waarin zij
een vergoeding voor de slavernij en repatriëring naar Afrika vragen. Eerder
deze maand stuurde de Britse ambassade een negatief antwoord terug.
De antwoordbrief noemt de slavenhandel barbaars en onbeschaafd en een
van de ergste voorbeelden van de onmenselijkheid van de mensen tegenover
andere mensen. De ambassade stelt dat slavernij volgens het Internationaal
Strafgerechtshof een misdaad tegen de menselijkheid is, maar dat de
historische slavenhandel dat niet was en evenmin in strijd met het
internationaal recht op het moment dat de Britse regering die liet
gebeuren. Wij betreuren en veroordelen de onrechtvaardigheden van de
historische slavenhandel. Maar deze schandalige activiteiten behoren tot
het verleden. Huidige regeringen kunnen geen verantwoordelijkheid dragen
voor wat meer dan 150 jaar geleden is gebeurd. Hamilton vindt het positief
dat de Britse regering toegeeft dat er sprake is geweest van onrecht, al
probeert zij wel zichzelf vrij te spreken door te verwijzen naar de
toenmalige wetten. Zij heeft het onrecht toegegeven. Nu moeten we samen
nadenken over mogelijk herstel. Schuldverlichting is één mogelijkheid, die
heel ver zou kunnen gaan.
Advocaat Michael Lorne merkt evenwel op dat de Britse regering op
gelijkaardige wijze haar spijt heeft betuigd als reactie op verscheidene
vroegere petities en dat daar verder geen enkel concreet resultaat uit
voort is gekomen. Zo stelde een brief van de Britse ambassade aan het
Ethiopisch Afrikaans Zwart Internationaal Congres in Jamaica op 4 augustus
1998: We zijn het er allemaal over eens dat de slavernij een
betreurenswaardig hoofdstuk was in de wereldgeschiedenis en een grote
menselijke tragedie. De vraag naar de verantwoordelijkheid is een complexe
aangelegenheid. De trieste realiteit is dat te veel partijen de
slavenhandel hebben mogelijk gemaakt, ook Afrikaanse leiders en
handelaars. Ook de brief van het Britse bureau Buitenlandse Zaken van het
Gemenebest aan advocaat Saphier Husain van 26 augustus 1999 verwees naar de
betrokkenheid van Afrikaanse handelaars en inheemse leiders bij de
slavenhandel en naar de moeilijkheid om de vergoedingen te bepalen.
Lorne heeft vorig jaar geprobeerd in naam van de Volkspartij van Marcus
Garvey en het Ethiopisch Internationaal Eenmakingscomité voor het
Jamaicaanse gerecht een zaak aan te spannen tegen de koningin van Engeland,
de gouverneur-generaal van Jamaica en de eerste minister. Maar de zaak werd
verworpen omdat de rechtbank daar niet bevoegd voor was. Toch blijft Lorne
ervan overtuigd dat er moet worden gezocht naar gerechtelijke compensatie,
bij voorkeur op internationaal niveau. In Zimbabwe, in Nigeria, in Jamaica
en ook in de Verenigde Staten zoeken zwarte juristen mogelijkheden om de
acties te coördineren en om de koningin en de regering van Groot-Brittannië
verantwoordelijk te stellen voor de gruwelijkheden die zijn begaan tijdens
de periode van de slavernij.
Hamilton verwacht meer heil van een actie via de Verenigde Naties. Ik
geloof op dit moment niet zozeer in een rechtszaak. We moeten vooral zorgen
voor een morele overredingskracht die zich over de hele wereld verspreidt.
Volgens Lorne hoeft het ene het andere niet uit te sluiten. Voorlichting
van het publiek, gerechtelijke stappen en morele overreding kunnen samen
een doeltreffende multidimensionele aanpak vormen. Hamilton vindt in elk
geval dat alle partijen die streven naar herstel zoveel mogelijk moeten
samenwerken. We moeten een ware vloedgolf teweeg brengen. De grote machten
moeten de kracht daarvan voelen en zich verplicht voelen te antwoorden. Ik
denk trouwens dat we al goed bezig zijn.