Kankerpatiëntjes op Mexicaans platteland vaak ten dode opgeschreven

Nieuws

Kankerpatiëntjes op Mexicaans platteland vaak ten dode opgeschreven

Adrián Reyes

22 maart 2005

María Concepción, een achtjarig meisje uit Mexico, heeft tongkanker. Als ze behandeld werd, zou ze een goede kans maken om te genezen, maar therapie is geen optie voor haar. Ze is één van de duizenden Mexicaanse kinderen die elk jaar sterven aan de dodelijke combinatie van armoede en kanker.

Eind vorig jaar werd María plots slap en lusteloos. Ze stopte met spelen en klaagde over scherpe keel- en hoofdpijn. Haar ouders - boeren uit een arm dorp - namen haar mee naar een kinderarts in Moctezuma, een openbaar ziekenhuis in Mexico-stad. De diagnose: tongkanker. María en haar ouders hebben de diagnose nooit gehoord.

María Concepción en haar gezin bleken onvindbaar. En zijn dat nog steeds. Ze keerden meteen na het onderzoek terug naar hun dorp op het platteland, vertelt Héctor Sánchez, de patholoog die María onderzocht. Om één of andere reden - om de factuur te vermijden? - gaven ze een foutief adres op. Dat kleine meisje heeft waarschijnlijk vreselijk veel pijn nu en zal niet lang meer leven.

María is niet het enige kankerpatiëntje dat nodeloos sterft, zegt Roberto Rivera, de onderdirecteur oncologie aan het Nationaal Pediatrisch Instituut (INP). Stadskinderen hebben meer kans op overleven dan plattelandkinderen. Ongeveer een derde van de kankergevallen bij plattelandskinderen wordt nooit opgevolgd met een therapie. De kinderen sterven omdat er geen dokter, geen geld of geen informatie is.

Kankerpatiëntjes hebben normaal 70 tot 80 procent kans om weer gezond te worden. Neem Alejandro. Hij is amper drie en moet wekelijks een chemotherapie ondergaan die een vreselijke uitwerking heeft op zijn tengere lichaam. Toch heeft hij bijna de zekerheid dat hij over enkele maanden weer beter is.

Wanneer we hem een bezoekje brengen in het kinderhospitaal Federico Gómez vertelt hij honderduit over de gemaskerde worstelaars (absolute cultfiguren in Mexico) die langs kwamen bij hem en bij zijn vriendjes op de kinderkankerafdeling. Ik mocht hun maskers aanraken en ik heb hen gezegd dat ik ook sterk ben. Als hij geluk heeft herstelt hij van zijn leukemie zonder beenmergtransplantatie.

Met 7.000 nieuwe gevallen per jaar is kanker nu de op één na grootste doosoorzaak bij kinderen tussen vier en veertien in Mexico. Enkel het verkeer doodt meer kinderen. In de jaren 70 stond kanker nog op de 28ste plaats. Wat er nu anders is? Betere diagnoses, zeggen de specialisten, maar ook meer kankergevallen op zich. Oncoloog Rivera is er zeker van: leukemie komt meer voor bij kinderen die in de olieproducerende regio’s van Mexico wonen, de deelstaten Veracruz en Tabasco bijvoorbeeld. En het is geen toeval, zegt Rivera, dat oogkanker vaker voorkomt bij plattelandskinderen uit gebieden waar veel met meststoffen en insecticides gewerkt wordt.

Het INP voert een campagne om dokters meer alert te maken voor de tekenen van kanker bij jonge kinderen. Maar er is vooral meer geld nodig om gezondheidszorg toegankelijk en betaalbaar te maken voor alle Mexicaanse kinderen.

Het land telt nu kankercentra in 12 van de 31 staten. In twee of drie jaar moeten alle deelstaten een eigen oncologisch centrum hebben, zegt Ribera.

Van de 7.000 jaarlijkse kankerpatiëntjes zijn er slechts 1.500 privé verzekerd. De rest moet het stellen met een gebrekkige openbare ziekteverzekering of moet zelf voor de kosten opdraaien. Die kunnen hoog oplopen. Een beenmergtransplantatie kost in Mexico al snel 135.000 euro.

Sinds januari krijgen kankerpatiëntjes die geen ziekteverzekering hebben, wel bijstand van het Volksverzekeringplan - een regeringsfonds dat lage inkomens gratis toegang geeft tot therapie en geneesmiddelen. (MM/PD)