Kledingmerken compenseren slachtoffers in Bangladesh
Steffi Vermeire
02 mei 2013
De Britse kledingketen Primark en zijn Canadese tegenhanger Loblaw zullen de slachtoffers van de vorige week ingestorte textielfabriek in Dhaka, Bangladesh, vergoeden. Ook roepen ze andere betrokken kledingmerken zoals Mango en Benetton op hun voorbeeld te volgen. De ramp kostte vorige week woensdag aan meer dan 410 arbeiders het leven. Er zijn nog steeds 149 slachtoffers vermist.
De kledingketen Primark, wegens haar erg schappelijke prijzen ook wel “The fast fashion-chain” genoemd, heeft besloten een vergoeding te betalen aan de slachtoffers van de instorting van de illegaal gebouwde Bengaalse kledingfabriek. Primark is ook een van de vele Westerse kledingzaken die samenwerken met New Wave Style, een kledingleverancier die gevestigd was in het ingestorte complex in Dhaka. De aankondiging van de schadevergoeding komt verrassend snel. ‘Primark zal een schadevergoeding betalen aan de slachtoffers die voor onze leverancier werkten,’ vertelt een woordvoerder van de keten in The Telegraph. ‘Dit houdt in dat we hulp zullen verlenen op lange termijn aan kinderen die hun ouders verloren hebben, de gewonden financieel zullen steunen en ook de families van de slachtoffers zullen vergoeden.’
De kledinggigant roept ook de andere betrokken merken, zoals Mango, Matalan en Benetton, op het zelfde te doen. ‘We zijn ons erg bewust van onze verantwoordelijkheid in dit verhaal. We zouden ook de andere leveranciers en merken willen aanmoedigen een stap in die richting te zetten en ondersteuning aan te bieden.’
‘Benieuwd naar concrete vergoeding’
De Schone Kleren-campagne van de ngo Wereldsolidariteit ijvert al jaren voor de verbetering van arbeidsomstandigheden in kledingfabrieken. Ben Vanpeperstraete, coördinator van het initiatief, is aangenaam verrast met het besluit van Primark om de slachtoffers te vergoeden. ‘Dit is een stap in de juiste richting. Wel ben ik benieuwd hoe deze vergoeding er concreet zal uitzien en wie er uiteindelijk zal gecompenseerd worden. De duivel zit in de details en zeker bij dit soort zaken zijn die details een struikelpunt. De betaling blijft soms uit of de vergoeding is veel te laag.’
Vanpeperstraete merkt een patroon op bij dergelijke rampen waar grote kledingmerken bij betrokken zijn. ‘Eerst ontkennen ze alle betrokkenheid. Wanneer die betrokkenheid niet meer te ontkennen valt, schermen ze zich af met het argument dat het enkel om een onderaanneming gaat, uiteindelijk beloven ze een vergoeding maar al bij al blijft de concrete uitwerking daarvan erg vaag. Het is goed dat Primark zo snel gereageerd heeft.’
De kracht van de consument
De ramp in Dhaka doet het trieste lijstje van ongelukken in de Bengaalse kledingindustrie weer wat aangroeien. Bangladesh is de afgelopen jaren vaak geteisterd door branden of instortingen als gevolg van slechte veiligheidsmaatregelen. In november vorig jaar kwamen nog 112 arbeiders om door een brand in de kledingfabriek Tazreen, waar onder andere de Nederlandse kledingketen C&A leveranciers had. ‘Mensen zullen dit soort praktijken niet langer pikken,’ zegt Vanpeperstraete. Het is belangrijk dat wij, consumenten, ons bewust zijn van onze macht op de kledingketens. Als klanten beginnen aan te geven niet akkoord te gaan met dergelijke wantoestanden zullen de ketens op de duur niets anders kunnen dan actie ondernemen.
Fashionvictims
De winkelketen Primark heeft geen onbesproken reputatie. In het verleden kwam het low-budget merk al meermaals in opspraak in verband met slechte werkomstandigheden van leveranciers waar de keten mee samenwerkt. In 2009 kwam Primark in een storm van protest terecht toen uitkwam dat kledinggigant er nauwe samenwerkingsverbanden op nahield met Britse sweatshops. Dat is een specifieke term die gebruikt wordt om productie-instellingen te omschrijven waar er sprake is van slavernij of arbeidsomstandigheden die daar sterk op lijken. Het gros van de arbeiders waren illegale werknemers die ver onder het minimumloon betaald werden en zeven dagen per week werden tewerkgesteld.