Kolonisten willen Palestijns voetbalstadion laten afbreken

Nieuws

Kolonisten willen Palestijns voetbalstadion laten afbreken

Jerrold Kessel en Pierre Klochendler

04 december 2009

Het Israëlische gerecht spreekt zich volgende week uit over de toekomst van het nationale Palestijnse voetbalstadion op de Westelijke Jordaanoever. Het stadion, dat met de hulp van Frankrijk en Duitsland en de FIFA wordt gebouwd, is bijna klaar, maar kolonisten van een nabijgelegen nederzetting willen dat het afgebroken wordt.

Het nieuwste conflict tussen Israël en de Palestijnen draait om een klein lapje grond, van amper 110 op 70 meter. Het Faisal Husseini-stadion ligt op het grondgebied van de Palestijnse gemeente El-Bireh, niet ver van de stad Ramallah.
Sepp Blatter, de voorzitter van de Wereldvoetbalbond FIFA, legde een jaar geleden de eerste steen voor de Palestijnse voetbaltempel. Nu is het stadion, dat plaats biedt aan achtduizend toeschouwers, zo goed als afgewerkt. Vorige maand werd er al een internationale wedstrijd tussen de vrouwenploegen van Jordanië en Palestina gespeeld.
De Palestijnse Voetbalassociatie wilde het stadion eind deze maand inwijden. Het Palestijnse elftal moet dan eindelijk niet meer uitwijken naar Jordanië of Qatar voor zijn thuiswedstrijden. Maar op 11 oktober deden Israëlische ambtenaren vergezeld door militairen de werken stilleggen. Dat is het gevolg van een klacht die werd ingediend bij het Israëlische Hooggerechtshof in Jeruzalem.

Voetbal is oorlog

De klagers zijn kolonisten uit Psagot, een nederzetting die begin de jaren tachtig werd gebouwd op een heuvel die uitkijkt over El-Bireh. Volgens het internationaal recht is de nederzetting illegaal, maar de kolonisten gaan ervan uit dat zij op land leven dat door God aan de Joden werd gegeven. Zij beschouwen de Palestijnen als latere inwijkelingen, die dus minder rechten hebben.
De kolonisten van Psagot argumenteren dat het stadion de verdere ontwikkeling van hun nederzetting bedreigt. De klagers vrezen ook dat “tienduizenden opgewonden Palestijnse supporters na een verloren match hun frustraties zouden kunnen afreageren op het nabijgelegen Psagot.”
Het Hooggerechtshof kondigde een voorlopig bouwstop af en buigt zich volgende week opnieuw over de zaak.
Maar wie heeft nu eigenlijk zeggenschap over het betwiste stuk grond? De Palestijnse voetbalfans hebben de pech dat het stadion in een zogenaamde C-zone ligt, Palestijnse gebieden die “voorlopig” nog volledig onder Israëlisch militair bestuur vallen. Volgens de vredesakkoorden van Oslo uit 1993 wordt over de toekomst van die gebieden pas beslist in een definitief vredesakkoord tussen Israël en de Palestijnen.

Binnen de zeven dagen

El-Bireh had in 1973, twintig jaar voor Oslo dus, al bij de Israëlische autoriteiten een bouwaanvraag voor het stadion ingediend, en die zeven jaar later ook gekregen. Maar volgens de Israëlische overheid heeft de in Oslo vastgelegde gebiedsindeling de situatie gewijzigd, en is er dus geen vergunning meer voor de werken. Volgens de voorlopige order die de Palestijnen kregen, moet het stadion worden afgebroken en moet de bouwplaats “binnen de zeven dagen in zijn oorspronkelijke staat worden hersteld”.
De bestuurders van El-Bireh zijn ervan overtuigd dat de gerechtelijke actie tegen het stadion ook verband houdt met de internationale machtsstrijd om de nederzettingen. Onder zware druk van de VS kondigde de Israëlische premier Benjamin Netanyahu vorige week een gedeeltelijke bouwstop af in de nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever. De VS hopen daarmee de Palestijnen weer aan de onderhandelingstafel te krijgen. De Palestijnen willen pas over vrede praten als de bouw van nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem helemaal wordt stilgelegd. Met de dreiging om het voetbalstadion af te breken zou Israël de Palestijnen willen dwingen hun eisen te matigen.
Europese diplomaten zijn perplex. “Dit zou een diplomatieke kwestie kunnen worden tussen Duitsland en Israël”, verklaarde een Duitse diplomaat aan de Israëlische krant Haaretz. “Stel je voor – een project dat door de internationale gemeenschap gefinancierd wordt, zou zomaar worden afgebroken. Dat zou zeker een politiek schandaal worden.”