Kwaliteit, niet kwantiteit vrijhandel belangrijk voor armoedebestrijding (Unctad)

Nieuws

Kwaliteit, niet kwantiteit vrijhandel belangrijk voor armoedebestrijding (Unctad)

Mattias Creffier

28 mei 2004

Vrijhandel op zich leidt niet automatisch tot duurzame groei en minder armoede in de minst ontwikkelde landen. Schuldenlastverlichting, betere handelsvoorwaarden en ontwikkelingssteun zijn minstens even belangrijk. De VN-conferentie voor Handel en Ontwikkeling waarschuwt in haar jongste rapport voor ontwikkelingspessimisme: de stelling dat in de strijd tegen armoede vrijhandel een efficiënter middel is dan hulp.

Het Unctad-rapport over de Minst Ontwikkelde Landen heet Linking Internationale Trade with Poverty Reduction. Uitgangspunt is de vaststelling dat meer handel in de armste landen niet automatisch leidt tot minder armoede. In 18 van de 51 onderzochte landen die in de jaren negentig hun export konden verhogen ging de koopkracht per inwoner naar beneden. In 29 landen was er geen duidelijk verband en in 22 landen konden de mensen dankzij een hogere export meer geld uitgeven.

De Unctad ziet geen significant verband tussen meer export een beter leven voor het gros van de bevolking. Vaak is de groei beperkt tot een geografische en sectoriële enclave van de economie. Net zoals in koloniale tijden draait de export van grondstoffen op volle toeren terwijl het agrarische hinterland grotendeels onderontwikkeld blijft. Duurzame economische groei daarentegen betekent dat de hele bevolking kan profiteren van meer werkgelegenheid en de kans krijgt wat geld opzij te leggen.

Waar loopt het dan precies fout ? Een eerste probleem is volgens de Unctad dat in veel arme landen de bevolking sneller groeit dan de economie. Wanneer de economische groei onder de vijf procent blijft, is de kans groot dat het inkomen per hoofd van de bevolking blijft dalen.

Een tweede probleem is dat de Minst Ontwikkelde Landen (MOL) meer invoeren dan ze uitvoeren en voor de overbrugging van dat handelstekort afhankelijk blijven van buitenlands geld. Dat betekent volgens de Unctad dat de ontwikkelingssteun niet mag worden afgebouwd volgens het motto trade, not aid en dat de schuldenlast naar beneden moet.

Het rapport stelt vast dat de MOL op grond van hun gemiddelde toltarieven qua economische openheid niet moeten onderdoen voor de industrielanden. Het handelsregime in Rwanda is niet ver verwijderd van dat van Singapore of Hongkong, zo klinkt het. Veel valt er dus niet meer te liberaliseren. Om van vrijhandel een efficiënte motor voor armoedebestrijding te maken, pleit de Unctad voor een gecoördineerd politiek regelwerk in drie delen.

De regeringen in arme landen moeten op zoek naar postliberale ontwikkelingsstrategieën. Dat zijn maatregelen om de voordelen van de vrije wereldhandel over de hele bevolking te verspreiden, door nieuwe technologieën te verspreiden en het ondernemerschap te stimuleren.

Internationaal moeten er regels komen tegen het landbouwprotectionisme in de rijke landen, tegen schommelingen in de grondstoffenprijzen en voor meer transparantie in de opbrengsten van de olie-uitvoer.

De donorlanden ten slotte, moeten niet minder maar meer ontwikkelingssteun verlenen, niet alleen voor onderwijs en gezondheidszorg maar ook voor investeringen in de productiesector en de handelsinfrastructuur. Schuldenlastverlichting is nodig om te vermijden dat het ontwikkelingsgeld alleen maar dient om schulden af te betalen.

Het probleem van de minst ontwikkelde landen is niet een gebrek aan
economische integratie, maar de manier waarop ze geïntegreerd zijn, zo besluit Unctad-secretaris-generaal Rubens Ricupero zijn overzicht van het rapport. In de debatten over handel en armoede zijn vragen over de kwaliteit van de handel even belangrijk als vragen over de kwantiteit.