De angst voor de afgrond is gegrond
Lage middenklasse ook in België steeds minder beschermd tegen armoederisico
Veel mensen voelen aan dat de bestaanszekerheid achteruitgaat, zeker voor de minder fortuinlijken onder ons. Maar onderzoeken lijken eerder aan te tonen dat het nogal meevalt, met die precarisering van de middenklasse in Europa.
Jos Geysels: ‘ondanks de globaal gestegen welvaart blijft België een “één derde – twee derde” samenleving.’
public domain (CC0)
Veel mensen voelen aan dat de bestaanszekerheid achteruitgaat, zeker voor de minder fortuinlijken onder ons. Maar onderzoeken lijken eerder aan te tonen dat het nogal meevalt, met die precarisering van de middenklasse in Europa. Een nieuwe studie van het Centrum voor Sociologisch Onderzoek (KU Leuven), in opdracht van de Denktank Minerva en van Decenniumdoelen, stelt vast dat het probleem wel degelijk bestaat, maar dan vooral bij de actieve bevolking in de lage middenklasse.
De studie onderzocht de evoluties tussen 1985 en 2015 en deelde de bevolking in vijf categorieën onder: armen (minder dan 60 procent van het mediaan netto beschikbare inkomen), lage middenklasse (tussen 60 en 80 procent), kernmiddenklasse (tussen 80 en 120 procent), hoge middenklasse (120-200 procent) en rijken (meer dan 200 procent).
Door deze opdeling te gebruiken konden de onderzoekers meer reliëf aanbrengen binnen de grote groep “middenklasse” en dus ook een beter inzicht krijgen in de verschillen die zich daarbinnen voordoen op het vlak van kwetsbaarheid en armoederisico.
Armoede stijgt, herverdeling faalt
De eerste conclusie die Jos Geysels, voorzitter van Decenniumdoelen, trekt uit de studie is dat België ‘ondanks de globaal gestegen welvaart een ‘één derde – twee derde’ samenleving blijft. Een derde is arm of hoort tot de lage middenklasse. Vandaag hoort 18% van de Belgische bevolking tot de lage middenklasse en 16% zijn arm. Het aantal armen is fel gestegen op 30 jaar: van 10% tot 16% in 2015. Vandaag is dit zelfs tot 17% geëvolueerd.’
Volgens Geysels slaagt de overheid er vandaag veel minder in dan vroeger om door herverdeling mensen op actieve leeftijd uit de lagere inkomensklassen op te tillen naar de middenklasse: ‘in 1985 trok overheidsverdeling nog bijna driekwart van het aantal mensen dat op basis van zijn inkomen vóór herverdeling tot de laagste inkomensklasse zou behoren uit armoede, en bijna vier op tien mensen die tot de lagere middenklasse zou behoren vóór herverdeling, steeg dankzij die herverdeling door naar de kern- of zelfs de hogere middenklasse.
Vandaag wordt nog maar de helft van wie vóór herverdeling arm zou zijn, door herverdeling opgetild uit armoede naar een hogere inkomensklasse. Voor de lage middenklasse is het beeld nog problematischer: daar duwt herverdeling bijna evenveel mensen een klasse omlaag als dat het mensen een klasse omhoog tilt.’
Dat laatste is een opmerkelijke vaststelling, die volgens onderzoeker Wim Van Lancker vooral te maken heeft met het soort instrumenten voor herverdeling waarover de overheid beschikt, en die in België nog te vaak exclusief zijn: een uitkering combineren met werken is bijna onmogelijk, waardoor werkenden met een laag loon na belasting soms in de armoede-categorie belanden.
Leeftijd maakt het verschil in lage middenklasse
Matthias Somers van denktank Minerva preciseert de vaststelling dat de lage middenklasse aan de “verkeerde kant” van de 2/3 samenleving valt met een van de belangrijkste inzichten uit de studie: ‘De lage middenklasse heeft twee gezichten, die van gepensioneerden en die van mensen op actieve leeftijd. De lage middenklasse is in vergelijking met alle andere groepen sterk vergrijsd: het aandeel ouderen steeg van 20% in 1985 tot 32% vandaag.’
Leeftijd is binnen deze groep de belangrijkste breuklijn, stelt de studie vast. ‘Voor het merendeel van de ouderen is de lage middenklasse het eindstation. Ze belanden er op basis van hun pensioeninkomen. Hun levensstandaard is echter een pak hoger dan die van de actieve bevolking in dezelfde bevolkingscategorie, die veel minder eigenaar is van de eigen woning of nog afbetaalt.
In 1985 was 60% van de lage middenklasse eigenaar van een eigen woning, zowel ouderen als actieven. Vandaag is het aandeel eigenaars bij de ouderen in de lage middenklasse gestegen tot 75%. Woningbezit is dus voor deze ouderen de garantie om armoede te vermijden.
Bij de actieve leeftijdscategorie in de lage middenklasse is het aandeel eigenaars gedaald tot 55%, en velen van hen moeten hun huis nog afbetalen. 45% huurt en is onderhevig aan de schommelingen van de huurmarkt. Bij mensen in armoede is woningbezit helemaal in elkaar gezakt.’
Jobs, jobs, jobs?
Volgens de auteurs van de studie is het aandeel van de lagere inkomensgroepen in de samenleving tussen 1985 en 2016 dubbel zo snel toegenomen als het aandeel van de hogere inkomensgroepen. Geysels: ‘Deze groei van de lagere inkomensklassen is volledig toe te schrijven aan de helaas spectaculaire toename van het aandeel mensen met een inkomen onder de armoedegrens: van tien procent naar zestien procent van de bevolking op dertig jaar tijd. Bovendien hinkt het inkomen van wie tot de armste klasse van de samenleving behoort ook steeds verder achterop op dat van de andere inkomensgroepen: niet alleen zijn steeds meer mensen arm, ze zijn verhoudingsgewijs ook steeds armer; de inkomenskloof tussen mensen in armoede en de rest van de samenleving wordt steeds dieper.’
Een van de elementen die deze evolutie verklaren, of er zeker mee samenhangen, is het feit dat de groep laaggeschoolden zich vandaag helemaal aan de onderkant van de inkomensladder bevindt – in tegenstelling tot dertig jaar geleden, toen ook de hoge middenklasse mensen met lage scholingsgraad bevatte.
‘Werk is voor lage inkomensgroepen weliswaar belangrijk om uit armoede te geraken, maar meer mensen aan het werk betekent echter niet per se een hoger inkomen’, stelt de studie vast. Geysels: ‘Opvallend is dat de lonen van mensen in armoede en van de lage middenklasse trager groeiden dan die van de hogere inkomensgroepen. Inzetten op werk is dus niet genoeg: het werk moet ook voldoende lonen.’
Winners and losers
Matthias Somers van Minerva concludeert: ‘De stabiliteit van de middenklasse in België is deels valse schijn, en een steeds grotere groep binnen de maatschappij heeft het moeilijk om de eindjes aan elkaar te knopen. De kansen voor de lagere inkomensklassen om zich een eigen woning te verwerven zijn dramatisch geslonken, en daarmee ook hun bescherming tegen een verdere afkalving van hun levensstandaard bij tegenslag. Meer dan vroeger worden de lagere inkomensklassen gekenmerkt door een fundamentele kwetsbaarheid, een nieuwe precariteit.’
‘Tegelijk moeten we vaststellen dat het overheidsbeleid weinig oog heeft voor die nieuwe kwetsbaarheid, om niet te zeggen dat bepaalde in de feiten breed gedragen beleidskeuzes die kwetsbaarheid zelfs nog vergroten — denk maar aan de interactie tussen de neerwaartse druk op de laagste inkomens enerzijds en de opwaartse druk op de woningprijzen anderzijds. Het resultaat is een samenleving waarin een grote groep de vruchten plukt van de omslag van een kostwinnersmodel naar een tweeverdienersmodel, maar ook steeds meer mensen uit de boot dreigen te vallen.’