Latijns-Amerikaanse emigranten redden thuisfront van armoede
Diego Cevallos
27 november 2005
Emigranten uit Latijns-Amerika en het Caribische gebied stuurden vorig jaar 45 miljard dollar naar huis, dubbel zoveel als tien jaar geleden. Dankzij hun steun konden naar schatting 2,5 miljoen mensen ontsnappen aan armoede.
Hoewel de geldzendingen op de armoede van de bevolking als geheel weinig invloed, is de impact groot voor degenen die het geld direct ontvangen. Tenminste de helft van de huishoudens met banden met emigranten zou in armoede leven zonder de bijdragen uit het buitenland, veel anderen zouden in extreme armoede leven.
Dat zijn enkele van de conclusies uit het Social Pananorama of Latin America, een rapport dat vrijdag werd gepresenteerd door de Economische Commissie voor Latijns-Amerika en de Cariben (ECLAC) in Chili. Volgens het rapport neemt de armoede en extreme armoede in de regio, waar ruim 301 miljoen mensen onder lijden, langzaam af dankzij de buitenlandse overboekingen.
Mexicaan Francisco Morales krijgt elke maand 200 dollar van zijn oudste zoon José (25) die in de Verenigde Staten werkt. Zonder dat geld zou ik op straat moeten leven, zegt Morales, een weduwnaar die als nachtwaker in een appartementencomplex werkt. Hier in Mexico-Stad is weinig werk en ik heb extra geld nodig voor medicijnen tegen mijn suikerziekte. Daarnaast zit mijn dochter nog op school en dat kost ook geld.
Zonder buitenlandse overboekingen zou het armoedecijfer op het Mexicaanse platteland 10 procent hoger liggen dan nu, blijkt uit cijfers van de Nationale Bevolkingsraad. Van de 104 miljoen Mexicanen leven er 25 miljoen op het platteland, dat 75 procent van de armen in het land huisvest.
Het totale bedrag dat Latijns-Amerikaanse emigranten overmaken naar huis, verdubbelde in tien jaar tijd en het groeit nog steeds. Mexico en Centraal-Amerika nemen 55 procent van dat bedrag voor hun rekening, Zuid-Amerika 31 procent en het Caribische gebied 14 procent.
Het meeste geld komt uit de Verenigde Staten, maar ook emigranten uit Canada, Spanje en Japan (waar meer dan 254.000 Brazilianen wonen) dragen aanzienlijk bij, blijkt uit een studie van de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS) uit 2004. In de OAS-studie wordt erop gewezen dat deze geldstromen geen blijvende zekerheid bieden, maar hooguit een tijdelijke oplossing zijn voor de armoede.
ECLAC signaleert dat de economieën van Haïti, Nicaragua, Guyana en Jamaica erg afhankelijk zijn van de buitenlandse geldzendingen. Die bedragen lopen op tot tussen 16 en 29 procent van hun bruto nationaal product (bbp). In andere landen, zoals Ecuador, Mexico en El Salvador, zijn de totale overboekingen van emigranten hoger dan de buitenlandse directe investeringen.
De overboekingen zijn zo belangrijk geworden, dat de Latijns-Amerikaanse landen zich bezinnen op speciale maatregelen om het geld zo efficiënt mogelijk door te sluizen. De landen willen onder meer de kosten van het sturen van geld verlagen. Sommige regeringen overwegen een deel van het geld te besteden aan ontwikkelingsprojecten.
Veel regeringen dwingen hun mensen min of meer om werk te zoeken in het buitenland en vervolgens willen ze profiteren van het geld dat ze terugsturen, zegt Tomás Vergara, een economieleraar in Mexico-Stad. Dat zegt iets over de tegenstellingen, het onrecht en de economische problemen in onze landen.
ECLAC verzamelde cijfers uit elf landen, Bolivia, de Dominicaanse Republiek, Ecuador, El Salvador, Guatemala, Honduras, Mexico, Nicaragua, Paraguay, Peru en Uruguay. In El Salvador en de Dominicaanse Republiek zorgden de overboekingen voor een gemiddelde armoedevermindering in huishoudens van respectievelijk 4,5 en 2,2 procent. In andere landen in de regio is die afname minder dan 2 procent. Dat de invloed zo beperkt is, komt omdat slechts 16 procent van de huishoudens in de onderzochte landen deze vorm van financiële steun ontvangt. (JS)