Lobbyisten betalen snoepreisjes Amerikaanse parlementsleden
William Fisher
24 juni 2005
Amerikaanse volksvertegenwoordigers ondernamen de afgelopen drie jaar maar liefst 850 luxe-uitstapjes naar pakweg Parijs, Rome of de Kaaimaneilanden op kosten van lobbygroepen. De Amerikaanse wet verbiedt dat geregistreerde lobbyisten snoepreisjes aanbieden aan parlementsleden. Maar minstens 123 toplobbyisten omzeilen die regel systematisch.
In de Verenigde Staten woedt al enkele weken een schandaal rond toplobbyist Jack Abramoff. Die trakteerde de fractieleider van de Republikeinen in het Huis van Afgevaardigden, Tom DeLay, op een reis. DeLay reisde in 2000 naar Engeland en Schotland en speelde golf op de beroemde St-Andrews-golfbaan, allemaal op kosten van de lobbyist, die zelf ook mee was. DeLay beweert dat hij dacht dat het National Centre for Public Policy Research, een non-profitorganisatie, alles betaalde. Abramoff was toen lid van de raad van bestuur van die organisatie. De zaak leidde woensdag tot een hoorzitting in een senaatscomité.
De zaak-Abramoff zou wel eens het topje van de ijsberg kunnen zijn. Lobbyisten gebruiken systematisch hun bestuursmandaat in non-profitorganisaties om het verbod op snoepreisjes te omzeilen, zeggen het Centre for Public Integrity (CPI), het American Public Media (APM) en de Medill News Service (MNS). De drie organisaties bogen zich over snoepreisjes tussen januari 2000 en halverwege 2004. Ze troffen 850 verdachte reisjes aan.
Vier organisaties spannen de kroon: het Ripon Educational Fund (REF), het Aspen Instituut, het International Management and Development Institute en de Korea-U.S. Exchange Council. Stuk voor stuk tellen ze geregistreerde lobbyisten in hun raad van beheer, en samen telden ze 3,7 miljoen dollar neer voor zo’n 600 uitstapjes van parlementsleden en hun partner en kinderen. De bestemmingen omvatten de hele aardbol, en vele reizen kostten een bom duiten aan luxedineetjes, viersterrenhotels en golfuitstapjes.
Het REF alleen al gaf aan de sponsering van één enkele conferentie in Londen tijdens de zomer van 2003 meer dan 1,3 miljoen dollar uit. Achttien leden van het Amerikaanse Congres namen deel, net als meer dan 100 bedrijfsafgevaardigden. De raad van bestuur van het REF telde toen minstens vier geregistreerde lobbyisten, waaronder de New Yorkse Republikein Susan Molinari.
Volgens de Amerikaanse wet mogen geregistreerde lobbyisten niet, maar non-profitorganisaties wel snoepreisjes van parlementsleden betalen. Officieel is het non-profitgroepen verboden om van lobbywerk een substantieel deel van hun activiteiten te maken. Maar wat substantieel precies inhoudt, staat nergens vermeld.
Bovendien is het huidige aangiftesysteem over snoepreisjes zo zwak dat het bijna uitnodigt tot misbruik, zegt Bob Williams van CPI, die het rapport schreef. Onder de huidige regelgeving is het zo goed als onmogelijk uit te maken wie in werkelijkheid voor de reisjes betaalt. Niemand, niet de organisator en niet het parlementslid, moet bewijzen op tafel leggen waaruit dat blijkt.
Onlangs nog veranderen vijf congresleden snel de naam in de documentatie over een reis naar Ierland. Oorspronkelijk hadden ze aangegeven dat die was betaald door een geregistreerd lobbybedrijf, maar toen dat bekend werd veranderden ze van mening. Nu staat er dat een non-profitorganisatie de rekening kreeg. In tegenstelling tot de zaak Abramoff kraaide er geen haan naar. Zoals gewoonlijk, besluit het rapport. (ADR/MM)