Made in India door uitgebuite meisjes voor Westerse landen
Sarah Cools
23 mei 2011
‘Made in India’ betekent voor veel van onze kleding ‘gemaakt door arme, uitgebuite meisjes’. Onder valse beloftes komen kasteloze meisjes in een systeem van onderbetaling en misbruik terecht. Europese en Amerikaanse kledingbedrijven plaatsen massaal opdrachten bij de uitbuiters, schrijven SOMO en LIW in een rapport.
Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO) en de Landelijke India Werkgroep (LIW) klagen vooral het zogenaamde Sumangali Scheme aan. Via dat schema beloven bedrijven een betere toekomst voor meisjes uit arme gezinnen. Het loon klinkt goed, en vooral de bonus die meisjes na drie jaar werk ontvangen, trekt veel Dalit-kastelozen- aan. Het geld dient als bruidsschat en geeft hen kans op een degelijk huwelijk en een vlucht uit hun armoede. De realiteit is echter minder rooskleurig. In de katoen- en kledingproductie werken de meisjes lange dagen aan een te laag loon. De werkomstandigheden zijn gevaarlijk en slecht voor de gezondheid. Hun verplichte verblijf op de gronden van de fabriek maakt hun privacy onbestaand en hun contact met familie beperkt. En niet zelden ontslaat de werkgever iemand net voor het einde van de drie jaar, waardoor er geen bonus moet uitbetaald worden.
Gebundelde krachten
Bedrijven als Bestseller, C&A, Tommy Hilfiger en Marks & Spencer plaatsen orders bij de uitbuitende katoen- en kledingfabrikanten. Na een confrontatie met dit en eerdere rapporten beloofden onder meer C&A en Bestseller de situatie aan te pakken, ook Primark en Tesco beloven iets aan het probleem te doen. Van Tommy Hilfiger en Marks & Spencer kwam er geen enkele reactie. ‘Het is belangrijk dat de grote Westerse bedrijven hun macht gebruiken om de situatie van de werkneemsters te verbeteren’, zegt Martje Theuws van SOMO. ‘Daarbij moeten ze samenwerken met lokale vakbonden, internationale ngo’s,… eigenlijk met iedereen die aan veranderingen kan bijdragen.’
‘Wanneer Westerse bedrijven uitbuiting vaststellen, dan kunnen ze niet gewoon hun opdracht stopzetten’, legt Theuws uit. ‘De situatie van de werknemers zou niet veranderen. Het is aan de machtige bedrijven om verbeteringen af te dwingen.’
Geloven in beloftes
‘We deden in ons rapport ook enkele aanbevelingen naar de Westerse bedrijven’, vertelt Theuws. ‘We hameren op het belang van een goede opvolging van het productieproces. Er moet verder gekeken worden dan de eerste toeleverancier, bedrijven moeten hun verantwoordelijkheid opnemen door de hele keten heen. En dat moet transparant gebeuren.’
Sommige van de bedrijven beloven veranderingen. Ze willen de schendingen van de arbeidsrechten samen aanpakken. De verklaringen zijn veelbelovend maar Theuws blijft voorzichtig. ‘We zien dat ons vorig verslag van september 2010 de situatie al onder de aandacht bracht en in sommige Indiase bedrijven zien we kleine vooruitgangen. Het probleem is erkend en dat is geweldig. Maar de weg is nog zeer lang en nu komt het aan op concrete stappen en niet enkel beloftes.’
‘Of die concrete stappen er komen? Daar moet ik in geloven.’