Meer hulp voor Afrikanen, niet voor regeringen

Nieuws

Meer hulp voor Afrikanen, niet voor regeringen

Sanjay Suri

05 juli 2005

Meer hulp voor Afrika? Graag, maar dan eerder voor lokale initiatieven dan voor de regeringen van het zwarte continent. Donorlanden helpen Afrika het beste door het 'machtsdeficit' weg te werken dat het continent nu verlamt, stelt Camilla Toulmin van het gezaghebbende Internationaal Instituut voor Milieu en Ontwikkeling (IIED).

De leiders van de G8, de grootste industrielanden, bespreken vanaf morgen (woensdag) in Schotland een voorstel om de hulp aan Afrika te verdubbelen. Minstens de helft van dat extra geld moet naar lokale initiatieven gaan, zegt Camilla Toulmin, de directeur van het in Londen gevestigde IIED. De instelling doet beleidsonderzoek naar duurzame ontwikkeling in Afrika, Azië en Latijns-Amerika.

De grootste hinderpaal voor ontwikkeling in Afrika is volgens het IIED het machtsdeficit dat de mensen die de eigenlijke inspanningen moeten leveren, belet eigen plannen te verwezenlijken. Vooral vrouwen, de meerderheid van de kleine boeren in Afrika, lijden daaronder. De oplossing is directe hulp, gekoppeld aan begeleiding en opleidingen. Die verschaffen lokale organisaties en ondernemers meer invloed en stellen hen in staat om voor hun mening uit te komen.

Het IIED maakt zich zorgen dat belangrijke Afrikaanse bevolkingsgroepen als kleine boeren en de bewoners van sloppenwijken helemaal buitenspel staan in het huidige debat over de toekomst van Afrika. De plannen van de G8 dreigen te mislukken als dat niet wordt rechtgezet.

Hulp die van regeringen naar regeringen gaat, versterkt alleen maar de machtsconcentratie in het ontvangende land, zegt Toulmin. Lokale initiatieven hebben het moeilijk om aan dat geld te komen. Bovendien spoort niets de machthebbers aan rekening te houden met de wensen van de bevolking en ook rekenschap af te leggen over het gebruik van het hulpgeld. Dat zet de deur open voor corruptie.

Dat wordt helemaal anders als de donors geld pompen in lokale initiatieven. Via belastingen vloeit een deel van dat geld uiteindelijk ook naar de centrale overheid. Maar wie geld int via belastingen, moet naar de mensen luisteren, argumenteert Toulmin.

Het advies van het IIED sluit voor een deel aan bij de agenda van de G8-leiders. Met name de Amerikaanse president George W. Bush pleit voor meer transparantie en inspanningen in de strijd tegen de corruptie. Het probleem is dat Bush dan weer erg gierig is, merkt Toulmin op. Samen met Italië besteden de VS van alle industrielanden per inwoner het minst aan ontwikkelingssamenwerking.

Het IIED geeft toe dat het niet makkelijk is de G8-leiders ervan te overtuigen hun hulp gedeeltelijk te verschuiven van de Afrikaanse regeringen naar lokale organisaties en ondernemers. Ze moeten daarvoor in de eerste plaats hun beeld veranderen van de Afrikanen als slachtoffers en passieve mensen, en inzien dat Afrika meer is dan een aaneenschakeling van misdaden en rampen. Afrika zit vol energie en activiteit, zegt Toulmin. Een groot deel van Afrika groeit en ontwikkelt zich, en dat is voor een groot deel te danken aan initiatieven van de bevolking waarop de buitenwereld geen zicht heeft.

Afrika is geen mislukking en loopt niet achterop, stelde de voorzitter van het IIED en voormalige mensenrechtencommissaris van de VN, Mary Robinson, eerder in een verklaring. Maar de onwil van de internationale gemeenschap en van nationale regeringen om gewone mensen te vertrouwen en verder te bouwen op wat succes heeft, heeft al te vaak tot mislukkingen en achterstand geleid. (PD/MM)