Mensenrechtenactivisten vaker doelwit overheid

Nieuws

Mensenrechtenactivisten vaker doelwit overheid

Jim Lobe

21 januari 2010

Regeringen die zich schuldig maken aan mensenrechtenschendingen, vallen steeds vaker activisten en onafhankelijke mensenrechtenorganisaties aan. Dat blijkt uit het jaarlijkse World Report van Human Rights Watch (HRW) dat gisteren is verschenen.

Volgens HRW zijn de aanvallen op mensenrechtenactivisten subtieler van aard geworden. Politiek gemotiveerde vervolgingen worden vaker gepresenteerd als criminele aanklacht, er is vaker sprake van censuur door schijnbaar neutrale regimes of de financiering van organisaties wordt geblokkeerd.

Dergelijke acties blijven niet beperkt tot autoritaire staten zoals China, Cuba, Birma of Eritrea, zegt het rapport. Ook democratische staten zoals Sri Lanka, Colombia en Israël namen maatregelen die het werk van mensenrechtenorganisaties bemoeilijken.

Rusland

In 2009 liep Rusland voorop in - soms dodelijk - geweld tegen mensenrechtenactivisten, vooral in Tsjetsjenië. De verantwoordelijkheid voor moorden werd vaak toegeschreven aan “onbekende aanvallers”, waardoor verder onderzoek door justitie uitbleef.

Tot de andere landen waar mensenrechtenactivisten werden vermoord, “verdwenen” of ernstig lastiggevallen, behoren Kenia, Burundi, Sri Lanka, Afghanistan, Maleisië, India, Oezbekistan en Jemen.

Tot regeringen die mensenrechtenactivisten vorig jaar openlijk intimideerden of arresteerden, behoren Cuba, Vietnam, Iran, Saudi-Arabië, Syrië en Cambodja. In andere gevallen, zoals in Colombia, Venezuela, Nicaragua en Sri Lanka, uitten regeringen dreigementen aan het adres van activisten.

Regimes zoals die in Eritrea, Noord-Korea en Turkmenistan zijn zo repressief  dat mensenrechtenorganisaties er niet openlijk kunnen functioneren. In andere landen, zoals China en Soedan, worden geregeld kantoren van mensenrechtenorganisaties gesloten.

VS

Directeur Kenneth Roth van Human Rights Watch toonde zich bij de presentatie van het rapport enigszins teleurgesteld in de regering van de Amerikaanse president Barack Obama.

Hoewel er volgens Roth een “aanzienlijke verbetering in presidentiële retoriek” over mensenrechten merkbaar was vergeleken met Obama’s voorganger George W. Bush, bleef de vertaling naar de praktijk gebrekkig.

Dit zou in het bijzonder gelden voor het uitoefenen van druk op bondgenoten in de Arabische wereld om democratische hervormingen door te voeren of op de Russische regering om de verantwoordelijken voor moorden op activisten te vervolgen.