‘Militaire basissen strategisch einddoel bezetting Irak’
Jim Lobe
23 februari 2004
Niet Saddams massavernietigingswapens noch zijn vermeende banden met al-Qaeda waren de reden voor de Amerikaanse invasie van Irak. Opmerkelijjk openhartige uitlatingen van de gepensioneerde generaal Jay Garner en de hoofd van het Iraakse Nationale Congres, Ahmed Chalabi, wijzen erop dat de VS in de eerste plaats permanente militaire steunpunten in Irak willen uitbouwen. Op een leugentje meer of minder werd daarbij niet gekeken.
De gepensioneerde VS-generaal Jay Garner stond van januari tot mei aan het hoofd van het VS-bestuur in Irak. In een in de media onopgemerkt gebleven interview met The National Journal vergeleek hij het militaire engagement in Irak met de aanwezigheid van VS-basissen op de Filipijnen tussen 1898 en 1992. Dat bevestigt de theorie dat de VS Irak willen uitbouwen als militair steunpunt nadat Saudi-Arabië door de aanslagen van 11 september veel krediet heeft verloren.
Een van onze belangrijkste opdrachten momenteel zijn onderhandelingen met de Iraakse machthebbers over het recht militaire basissen te mogen behouden. Ik denk dat we kunnen rekenen op basissen in het noorden en het zuiden en de aanwezigheid van minstens een brigade, zei Garner, Kijk naar de Filipijnen. Ze waren een plaats waar de marine kolen kon inslaan en waren het steunpunt voor een grote militaire aanwezigheid in de Stille Oceaan. Irak wordt voor de volgende decennia ons kolenstation in het Midden-Oosten.
Garners uitlatingen werpen een nieuw licht over de huidige onenigheid tussen minister van Defensie Ronald Rumsfeld en zijn collega van Buitenlandse Zaken, Colin Powell. Powell en Rumsfeld verschillen van mening over de mate waarin de Verenigde Naties moeten worden betroken bij de overgang naar Iraaks zelfbestuur. Vanuit militair oogpunt ware het onverstandig de politieke controle uit handen te geven voor de VS de toelating hebben gekregen om basissen te installeren.
De uitlatingen van Ahmed Chalabi maken duidelijk dat om dat doel te bereiken de waarheid in de aanloop naar de oorlog grondig geweld is aangedaan. In een interview met de conservatieve Britse Daily Telegraph zei Chalabi dat hij bereid is de volledige verantwoordelijkheid op zich te nemen voor mogelijk onjuiste informatie die zijn informanten hebben verspreid. Chalabi bracht de zogenaamde Iraakse overlopers aan die de voornaamste bron van verhalen vormden over Saddams machtige wapenarsenalen, zowel voor de Amerikaanse geheime diensten als voor de pers.
We zijn helden in onze vergissingen, antwoordde Chalabi op de vraag of hij bewust foute informatie heeft verspreid. Wat mij betreft is het succes compleet. De tiran Saddam Hoessein is verjaagd en de Amerikanen zijn in Bagdad. Al wat daarvoor is gezegd, is niet langer belangrijk. De regering Bush is nu op zoek naar een zondebok. We zijn bereid ons daarvoor op te offeren.
Chalabi werkte nauw samen met de neoconservatieve haviken in de Amerikaanse regering. Die verzamelden in speciale werkgroepen binnen het ministerie van Defensie informatie die een preventieve oorlog tegen Saddam moest rechtvaardigen. Volgens de Wall Street Journal nam Chalabi enkele dagen na 11 september 2001 deel aan een vergadering van de Defense Policy Board onder leiding van Richard Perle. Onderwerp van gesprek was de vraag hoe de terreuraanslagen op New York en Washington konden dienen als excuus voor een aanval op Irak.
Een onderzoekscommissie van het Amerikaanse parlement moet nu uitklaren of de regering Bush door Chalabi om de tuin is geleid, dan wel of de neoconservatieven bewust hebben geholpen de waarheid te verdraaien om een strategisch interessante oorlog uit te lokken. De uitlatingen van Garner en Chalabi lijken alvast te suggereren dat de ware redenen voor de oorlog niet die zijn waarvan men de publieke opinie trachtte te overtuigen.