Moeizame weg naar verdrag tegen clusterbommen

Nieuws

Moeizame weg naar verdrag tegen clusterbommen

Neena Bhandari

21 februari 2008

In Nieuw-Zeeland zijn regeringen en deskundigen bijeen om te werken aan een internationaal verdrag tegen clustermunitie, de gevaarlijkste wapens voor de burgerbevolking sinds landmijnen zijn verboden. De VS, Rusland, China, India, Pakistan en Israël zijn niet aanwezig.

De zes jaar oude Umarvek Pulodov was aan het spelen in de eetkamer van zijn huis in het dorpje Shul in Tadzjikistan toen een clusterbom door het dak viel. Zijn broer en zijn neef waren op slag dood. Twee andere broertjes en twee zusjes raakten zwaargewond en ook hijzelf verloor zijn rechteroog en een stuk van zijn hand en rug. “Ik kan me de dag nog herinneren, in 1992”, vertelt Umarvek aan de telefoon vanuit Wellington.

200 bommetjes

In de hoofdstad van Nieuw-Zeeland zijn meer dan 500 afgevaardigden uit 120 landen bijeen om een verdrag tegen clustermunitie op te stellen. Een clusterbom gaat in de lucht al open, waardoor tot ongeveer 200 bommetjes zich kunnen verspreiden over een tot twee hectare. Dat maakt ze nog veel dodelijker dan landmijnen.
Clusterbommen worden sinds de Tweede Wereldoorlog in veel conflicten gebruikt, waaronder Laos, Vietnam, Cambodja, Afghanistan, Afrika, Kosovo, Irak en Israël. Landen die wapens produceren, doen hun best om de uiteindelijke tekst, die moet uitmonden in een nieuwe internationale humanitaire wet, af te zwakken.
België heeft het gebruik van clusterbommen volledig verboden, maar de Nederlandse regering heeft het vorig jaar alleen “tot nader order” opgeschort. De regering blijft erbij dat clusterbommen legitieme wapens zijn die niet altijd disproportionele effecten hebben op de bevolking. “Nederland blijft met mitsen en maren pleiten voor een fictief onderscheid tussen goede en slechte bommen”, luidt de kritiek in een recent rapport van IKV Pax Christi.
Het onderhandelingsproces is het gevolg van een verklaring die 46 landen vorig jaar in Oslo hebben getekend om in 2008 tot een verbod te komen op het gebruik, de handel, de opslag en de productie van clustermunitie die onacceptabel schadelijk is voor burgers. Het Osloproces was een antwoord op de VN-Conventie over Conventionele Wapens (CCW), die er niet in slaagde om hier actie in te ondernemen.
Vooral Australië wordt hard aangevallen wegens zijn pogingen om het proces tegen te werken. Mede-Nobelprijswinnaar Rae McGrath beschuldigt het land van “hypocrisie van de ergste soort” door het proces met mooie woorden tegen te werken. James Turton, landmijndeskundige bij de Australische hulporganisatie Austcare, vindt dat “Australië mee moet doen of gewoon naar huis moet gaan.”
“Landen die niet het verdrag tegen landmijnen hebben getekend zijn toch huiverig voor het gebruik ervan, vanwege het stigma dat er nu aan verbonden is”, zegt Daniel Barty, ook van Austcare. “We hopen dat landen zoals de VS en China daardoor ook gaan stoppen met het gebruik van clusterbommen.”

Gevaarlijke submunitie

Minstens 76 landen hebben voorraden van meer dan 210 verschillende clusterbommen. In meer dan twintig landen ligt nog submunitie die niet is ontploft, wat gevaarlijk is voor de burgers en vooral voor kinderen. “Het brengt mensenlevens op dezelfde manier in gevaar als landmijnen en we moeten het probleem op dezelfde manier aanpakken”, zegt Phil Goff, de Nieuw-Zeelandse minister voor Ontwapening en Defensie.