Mondiale ziekteverzekering om millenniumdoelstellingen te bereiken
Gorik Ooms, directeur van Artsen zonder Grenzen België en straks aan de slag op het Instituut voor Tropische Geneeskunde in Antwerpen, pleit voor het opstarten van een mondiaal systeem van sociale zekerheid. ‘Want gezondheid is een mensenrecht, ook voor wie het niet kan betalen.'
De Millenniumdoelstellingen willen de gezondheidszorg voor armen, kinderen en vrouwen in de ontwikkelingslanden flink opkrikken, maar het ziet er niet naar uit dat de doelstellingen tegen 2015 gehaald worden. ‘Je kan niet op een efficiënte en effectieve manier aan gezondheidszorg doen als de investeringen in de sector onder een benedengrens blijven’, stelt Gorik Ooms op basis van heel wat internationaal onderzoek. ‘In 37 van de 54 landen die de Wereldbank klasseert als Lage Inkomenslanden (LIC’s) bleven de overheidsuitgaven voor gezondheidszorg in 2004 onder de tien dollar per inwoner per jaar. De Commission on Macroeconomics and Health berekende dat veertig dollar een minimum is om iedereen een aanvaardbaar pakket gezondheidszorg, inclusief aidsbehandeling, te garanderen’, schrijft Ooms in zijn doctoraat dat hij begin maart aan de Universiteit Gent verdedigde.
Zelfredzaamheid is dodelijk
Het feit dat ontwikkelingslanden er niet in slagen voldoende geld vrij te maken voor minimale gezondheidszorg verbaast niet. De meeste landen hebben een erg laag bruto nationaal product en bovendien innen ze zo weinig belastingen dat ze op alle vlakken van menselijke ontwikkeling tekortschieten. Maar er is een bijkomende reden voor de onderinvestering in gezondheidszorg, en die zette Gorik Ooms aan tot zijn onderzoek. Toen hij voor Artsen zonder Grenzen in Mozambique werkte en daar betrokken was bij het voorbereiden van een uitgebreid aidsprogramma, bleek dat de regering niet zomaar de sterk stijgende hulpbudgetten kon uitgeven. Het Internationaal Muntfonds (IMF), dat regeringen tot een voorzichtig fiscaal beleid maant, zet met name een rem op stijgende personeelsuitgaven die betaald worden met ontwikkelingshulp.
Ooms: ‘Het IMF beschouwt ontwikkelingsgeld als een te onvoorspelbare inkomensbron. En inderdaad: de donor darlings van vandaag kunnen morgen donorwezen worden. In Mozambique beseft men heel goed dat een nieuwe president en een nieuw politiek klimaat in Zimbabwe snel zouden zorgen voor de overheveling van een deel ontwikkelingshulp naar Zimbabwe, dat nu zo goed als verlaten is door internationale donors.’ Er is dus wel wat te zeggen voor de voorzichtigheid van het IMF? Ooms is niet overtuigd. ‘Het resultaat van die –ongeschreven maar wel degelijk geldende– regel is dat niet minder dan 73 procent van het ontwikkelingsgeld dat Afrikaanse regeringen tussen 2000 en 2006 ontvingen, ongebruikt bleef. En dat cijfer komt van het IMF zelf. In plaats van er dokters, verpleegsters en medicijnen mee te betalen, moesten Afrikaanse landen het geld sparen voor de opbouw van hun dollarreserves of moesten ze er binnenlandse leningen vervroegd mee terugbetalen. Dat is toch onbegrijpelijk?’
Helemaal ongelukkig wordt Gorik Ooms van de gedachte dat er vanuit de ngo-wereld nauwelijks verzet aangetekend wordt tegen deze redenering. ‘Dat komt omdat de ngo-gemeenschap heilig overtuigd is van de noodzaak om op zo kort mogelijke termijn te komen tot financiële zelfredzaamheid in het Zuiden. Iedereen kent en herhaalt het beeld van de vis en het leren vissen. En dus heeft iedereen schrik van een gezondheidsysteem dat de eerstkomende decennia alleen kan draaien op buitenlandse hulp. Met als gevolg dat honderden miljoenen mensen verstoken blijven van een van de meest fundamentele mensenrechten: gezondheid.’
De plicht bijstand te verlenen
Als gezondheid een mensenrecht is, heeft de staat de plicht ervoor te zorgen. Als echter duidelijk aangetoond is dat een overheid niet bij machte is om zo’n basisrecht te garanderen, dan valt de morele plicht op de internationale gemeenschap die dat wel kan. Er bestaat immers zoiets als de plicht bijstand te verlenen aan wie in nood is. Met die redenering lijkt Ooms te vloeken in de kerk en in de tempel tegelijk. De neoliberale mondialisering mikt immers eerder op het uitkleden van sociale zekerheidssystemen dan op de mondialisering ervan.
De auteur neemt de gemondialiseerde realiteit echter ernstig, maar dan vooral op het vlak van de menselijke solidariteit. Terwijl sommige politici in België de sociale zekerheid willen splitsen langs taalgrenzen, pleit Ooms voor het opbouwen van een mondiaal systeem van sociale zekerheid dat gefinancierd wordt door bijdragen naar draagkracht en vermogen. Dat betekent dat de wereld moet aanvaarden dat de gezondheidsbudgetten van de Lage Inkomenslanden nog zeker twintig tot dertig jaar gefinancierd worden door stabiele bijdragen vanuit de rijkere delen van de wereld. Dat kan via een Global Fund, vergelijkbaar met het Global Fund to fight Aids, Tuberculosis and Malaria.
Wat Ooms betreft kan elk deelnemend land zelf invullen hoe het zijn bijdrage aan dat Fonds opbrengt: via een vliegtuigtaks, een tobintaks, het maakt niet uit. Tegelijk moeten er uiteraard mechanismen ingebouwd worden die regeringen uit het Zuiden verplichten hun deel van het werk goed te doen. ‘Landen die in zo’n Global Health Fund willen stappen, zouden tegen 2015 toch minstens drie procent van hun bnp aan gezondheid moeten besteden. Vandaag is dat voor de meeste LIC’s nauwelijks meer dan één procent’, zegt Gorik Ooms.
In een artikel in het gezaghebbende medische tijdschrift The Lancet van 8 maart 2008 (Global action on health systems: a proposal for the Toyako G8 summit) waarschuwen vier professoren er trouwens voor dat het loutere verhogen van budgetten niet per se tot betere gezondheidszorg leidt. ‘Egypte, bijvoorbeeld, verhoogde zijn productie van geneesheren zo sterk dat er nu meer dokters per inwoners afstuderen dan in de VS. Toch blijft het platteland verstoken van dokters en functionerende ziekenhuizen, terwijl in de steden veel geneesheren werken in andere beroepen.’
Een steen verlegd
Het is niet verboden te dromen, maar zijn er mensen met macht die willen luisteren naar zo’n radicaal nieuwe visie? Jazeker, bevestigt Gorik Ooms. Begin april werd Ooms uitgenodigd door het Global Fund to fight Aids, Tuberculosis and Malaria op een rondetafel in Zuid-Afrika, waar de ideeën voor een uitbreiding van het Fonds naar een soort sociale zekerheid op de agenda geplaatst waren. De Franse buitenlandminister Bernard Kouchner knutselt aan een vergelijkbaar voorstel. En de Japanse studiegroep die een tekst over gezondheidszorg voorbereidt voor de G8-top deze zomer in Toyako, toont volgens Ooms ook interesse in de ideeën. ‘Ik hoop dat zeker de Europese leiders inzien dat het garanderen van sociale zekerheid over heel de wereld in ons eigen voordeel is. De Nederlandse socioloog Abraham de Swaan wist het al in de vroege jaren negentig: als we onze sociale zekerheid willen beschermen, moeten we haar verspreiden.’