Musea op jacht naar publiek

Nieuws

Musea op jacht naar publiek

Pilar Franco

31 mei 2002

Mexico telt meer dan 900 musea, maar slechts 11
procent van de bevolking brengt jaarlijks aan één daarvan een bezoek, zo
blijkt uit cijfers van de Verenigde Naties. Dat kan beter: in Costa Rica
trekt 22 procent van de bevolking jaarlijks naar een museum en in Spanje
zelfs 73. De Mexicaanse overheid start daarom een grote promotiecampagne om
het museumbezoek op te krikken.

Een centrale rol in die campagne speelt de educatieve dienst van Nationaal
Instituut voor Antropologie en Geschiedenis (INAH), de instelling die de
nationale musea beheert die de oudheid tot de 18de eeuw behandelen. De
educatieve dienst van het INAH, die werd opgericht in 1952 om kinderen,
jongeren, volwassenen, gehandicapten en de inheemse bevolking te stimuleren
meer musea te bezoeken, viert dit jaar haar vijftigste verjaardag. Dat
gebeurt met speciale tentoonstellingen, maar ook met workshops, cursussen,
concerten, lezingen en theaterstukken. Een museum bezoeken is ‘una
experiencia INHAgotable’ - een ervaring waar je nooit genoeg van krijgt - zo
luidt de centrale slogan waarmee de INHA dit jaar haar beste beentje
voorzet.

Volgens specialisten is museumbezoek in Mexico meestal een
familie-aangelegenheid; het is eerder een manier om iets leuks te doen in
het weekend dan een poging om iets bij te leren. Experts van de Nationale
Autonome Universiteit van Mexico zijn op zoek naar nieuwe pedagogische en
didactische methoden om de museumbezoekers desondanks meer mee te geven. De
resultaten van dat onderzoek zullen voorgelegd worden aan de Nationale Raad
voor Cultuur en Kunsten (Conaculta). Die instelling beheert de Mexicaanse
musea die zich toeleggen op de recente geschiedenis van het land.

De magere bezoekersaantallen houden wellicht geen verband met het aanbod in
de Mexicaanse musea: dat is immers indrukwekkend. Het Nationaal Museum voor
Antropologie en het Museum van het Paleis voor Schone Kunsten in Mexico-stad
zijn de meest representatieve musea in het hele land. Het eerste herbergt
een fantastische collectie van pre-colombiaanse stukken, verzameld in heel
het land. Elke zaal is als het ware een museum op zich. Het Museum van het
Paleis voor Schone Kunsten was het eerste in het land dat specifiek aan de
plastische kunsten gewijd werd. Het werd in 1904 gebouwd door de Italiaanse
architect Adamo Boari, en alleen het gebouw heeft al een enorme waarde want
het bevat de meest representatieve muurschilderingen van de grote meesters
David Alfaro Siqueiros, José Clemente Orozco en de in Europa het meest
bekende Diego Rivera.

Volgens museumexpert Felipe Lacouture laten de Mexicaanse musea een steek
vallen bij de laatste stap in de lange keten van activiteiten waarmee ze
zich moeten bezighouden. Eerst is er het onderzoek, dan het verzamelen, het
classificeren, in kaart brengen, conserveren en restaureren. Daarna komt pas
het tentoonstellen, het publieke deel van het museum. Tot slot volgt nog het
educatieve, via verspreiding, communicatie en de participatie van het
publiek. In Mexico loopt er iets mis met die laatste fase: het contact met
het publiek. Musea moeten in dialoog treden met de gemeenschap, oordeelt
Lacouture. Een museum dat enkel tentoonstelt, is als een dialoog voeren in
de woestijn.