Nieuwe Somalische president moet militanten in het gareel krijgen
Najum Mushtaq
01 februari 2009
Een zeldzaam optimisme was gisteren voelbaar in Mogadishu, nadat eerder bekend was gemaakt dat de leider van een gematigde factie van de Unie van Islamitische Rechtbanken, Sjeik Sharif Ahmed, was gekozen als hoofd van de overgangsregering (TFG) in Somalië.
Sharif versloeg premier Nur Hassan Hussein, die veel steun geniet van de internationale gemeenschap, en generaal Maslah Mohamed Siad, een zoon van de laatste vooroorlogse Somalische president generaal Siad Barre.
“De enige periode waarin Mogadishu in de afgelopen achttien jaar van burgeroorlog vrede heeft gekend, was in de tweede helft van 2006, toen Sjeik Sharifs islamitische rechtbanken aan de macht waren”, zegt Mohammed Ali Siad van de Banadir Business Association, telefonisch vanuit Mogadishu. “Nu, twee jaar later, lijkt niemand beter dan hij in staat de crisis te bezweren en de hand te reiken naar de islamistische opstandelingengroepen.”
Hij voegt eraan toe dat de moeilijkste een meest urgente uitdaging voor de nieuwe president niet de houding van zijn vijanden is, maar die van zijn voormalige vrienden en bondgenoten in de afgescheiden radicale factie van de Islamitische Rechtbanken, de Alliantie voor Nieuwe Bevrijding van Somalië-Asmara (ARS-A). Die factie vocht twee jaar tegen Ethiopische troepen, is tegen het Djiboutiproces en wil zijn eigen type islamitische sharia-wetgeving opleggen.
De meest invloedrijke militie in deze alliantie is al-Shabaab, een groep die op de Amerikaanse lijst met terroristische organisaties staat. Al-Shabaab zwaait de scepter in de meeste strategisch gelegen steden in het centrale zuiden en bezette op 26 januari de hoofdstad van de overgangsregering, Baidoa. Al-Shabaab, ooit de jongerenvleugel van de door Sharif geleide Islamitische Rechtbanken, is ook de baas in veel districten in Mogadishu, de historische hoofdstad van het land. De militie zet daar de nog overgebleven vredestroepen van de Afrikaanse Unie - uit Oeganda en Burundi - onder druk om te vertrekken. Eerder al trokken Ethiopische troepen zich terug uit het land.
De Wahabistisch-georiënteerde militie staat ook op slechte voet met andere Somalische soennitische geestelijken die al-Shabaab zien als een bedreiging voor de traditionele religieuze cultuur van heiligenverering en soefisme.
Sharif, een geestelijke van de Hawiyeclan die twee jaar in ballingschap leefde, eerst in Eritrea en nu in Djibouti, is de opvolger van Abdullahi Yusuf, een voormalige krijgsheer en Darod uit de regio Puntland. Yusuf werd in december ontslagen door premier Nur Hassan, omdat hij tegen een door de Verenigde Naties onderhandeld vredesakkoord tussen de overgangsregering en de door Sharif geleide, gematigde islamitische oppositiegroep was.
Djibouti-akkoord
Het Djibouti-vredesakkoord regelde de terugtrekking van de Ethiopische troepen uit het centrael zuiden van Somalie en verdubbelde de omvang van het parlement tot 550 zetels. Van die 550 leden zouden er 200 genomineerd moeten worden vanuit de door Hawiye gedomineerde islamitische oppositie onder leiding van Sharif Ahmed en 75 door maatschappelijke organisaties en de diaspora.
Hussein Omer, een parlementslid van de TGF uit Somaliland, zegt dat de uitbreiding van het parlement ervoor heeft gezorgd dat de machtbalans uitviel in het voordeel van de islamistische oppositie, in het bijzonder in het voordeel van de Hawiyeclan. “Er zijn geen goede argumenten aan te voeren waarom een door oorlog verscheurd land met een bevolking van acht miljoen mensen een parlement met 550 leden moet hebben”, zegt hij. “Het zal een moeilijke en kostbare taak zijn om ze bij elkaar te brengen. De lakmoesproef voor de kracht van deze eenheidsregering is of zij in staat zal blijken terug te keren naar het centrale zuiden van Somalië.”
Ook andere analisten uiten hun twijfels over de succeskans van de eenheidsregering die het Djiboutiproces voor ogen heeft. “Het belangrijkste doel was het creëren van een sterke, politieke alliantie die in staat is het land te stabiliseren, radicalen te marginaliseren en de groeiende macht van islamitische militanten in te dammen”, zei Daniele Kroslak van de International Crisis Group (ICG) tijdens een recente briefing in Nairobi. De ICG bracht vorige maand een rapport uit over de situatie in Somalië. “Dat doel is niet meer haalbaar door de scheuringen in de Alliantie voor Nieuwe Bevrijding van Somalië en de TGF en de snelle opkomst van radicale milities zoals Al-Shabaab, die tegen het proces zijn. De ARS-factie in Asmara en haar leider, Hassan Dahir Aweys, zijn weggebleven uit Djibouti. De onderhandelaars in Djibouti - de ARS-factie in Djibouti (ARS-D) en de TFG - controleren maar een heel klein deel van Somalië.”
Anti-westers
De kortsluiting tussen de onzekere politieke realiteit en het door de VN gesteunde ‘politieke’ proces om de staat weer overeind te krijgen met een overgangsparlement, heeft de VN-Veiligheidraad ertoe gedwongen op zoek te gaan naar een meer internationaal-georienteerde vredesmacht die de 3.000 resterende militairen van de Afrikaanse Unie moet vervangen. Maar tot nu toe heeft nog geen enkel land zich bereid getoond militairen te leveren voor zo’n missie.
Kroslak van het ICG pleit er, gezien die situatie, voor om de militante islamisten enigszins tegemoet te komen. “Djibouti kan alleen iets opleveren als een meerderheid van de opstandelingen het idee heeft dat ze er iets bij winnen. Ze hebben op dit moment goede redenen om te geloven dat ze aan de winnende hand zijn, dus mag je verwachten dat ze hun huidige strategie voortzetten.”
Dr. Stig Jarle-Hansen, auteur van ‘Mogadishu’s Civil War Economy 1991-2008’ en expert op het gebied van islamistische bewegingen, is het daarmee eens. Maar hij betwijfelt of al-Shabaab en andere radicale groeperingen open staan voor bemiddeling door de VN of het Westen, omdat het groepen zijn die worden gedreven door een sterk antiwesterse politieke filosofie. “De meer extreme secties van al-Shabaab en groepen zoals Al-Ansaar stellen loyaal te zijn aan al-Qaeda en roepen op tot een wereldwijde jihad. Het zal lastig worden voor Sharif om ze over te halen.”
Jarle-Hansen wijst op zelfmoordaanslagen, inclusief een aanslag in Mogadishu op 24 januari, waarbij twintig mensen omkwamen en de vernieling van heilige plaatsen van aanhangers van de soefistische variant van de islam door al-Shabaab-strijders. Volgens hem is dat een nieuw fenomeen. “Deze variant van de militante islam botst met de traditionele Somalische religieuze praktijken en waarden”, zegt hij.