“Noodhulp voedt onvoldoende” (AZG)
Kristin Palitza
25 februari 2009
Veel voedselhulp die rijke landen naar crisisgebieden verschepen heeft onvoldoende voedingswaarde. Donorlanden moeten dringend investeren in betere producten die alle aspecten van ondervoeding aanpakken, zegt de hulporganisatie Artsen zonder Grenzen.
Ondervoeding is niet alleen een gevolg van een gebrek aan voedsel, maar ook van een eenzijdig dieet. Elk jaar sterven er in de ontwikkelingslanden bijna vijf miljoen kinderen doordat ze bijna alleen rijst, maïs, gierst of sorghum eten, schat de Wereldgezondheidsorganisatie. Veel voedselhulp zet weinig zoden aan de dijk – de meeste leveringen bestaan ook vooral uit graanproducten die wel veel koolhydraten maar te weinig mineralen, proteïnen en vitamines bevatten.
“Er is wereldwijd veel te weinig aandacht voor het probleem van eenzijdige voeding”, klaagt Huub Verhagen, een, programmadirecteur van Artsen zonder Grenzen. Volgens hem moeten donorlanden de kwaliteit van hun voedselhulp dringend optrekken. De gangbare, dertig jaar geleden ontwikkelde producten, “zijn absoluut ondermaats. Ze missen de proteïnen en andere voedingsstoffen die ondervoede mensen nodig hebben.”
Er bestaan nieuwe producten die hongerlijders op een gezonde manier helpen weer op krachten te komen, spiermassa aan te kweken en weerstand tegen ziekten op te bouwen. Die producten kosten alleen meer. Artsen zonder Grenzen schat dat er vier miljard euro nodig is om alle ondervoede kinderen jonger dan drie in de ontwikkelingslanden te helpen.
Geen echte oplossing
Goede voedselhulp kan acute problemen oplossen, maar om de honger echt te verslaan is meer nodig, geeft Verhagen toe. Meer investeren in kleinschalige landbouw lijken in veel arme landen aangewezen. Op die manier kunnen bewoners van crisisgebieden zich zelf beter wapenen tegen voedseltekorten. Ironisch genoeg zijn de meeste mensen die honger mijden zelf boer. Maar volgens Verhagen blijven de nodige initiatieven soms uit omdat betrokken regeringen liever geen ruchtbaarheid geven aan hongerproblemen. Van de Nigeriaanse regering krijgt Artsen zonder Grenzen bijvoorbeeld geen toelating om rond ondervoeding te werken.
Ook de donorlanden kunnen meer doen. “De voorbije decennia ging er steeds minder ontwikkelingshulp naar de landbouw, al lijden er meer dan een miljard mensen honger”, zegt Laurent Thomas, de directeur van de noodhulpoperaties van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de VN (FAO). Volgens de FAO is er jaarlijks 23 miljard euro nodig om de honger in de wereld te bestrijden, “maar die investering blijft uit”.
Het geld zou kunnen vrijkomen door een heroriëntering van de hulpverlening. “Het Wereldvoedselprogramma verscheept op een heel dure manier voedsel naar landen waar tekorten heersen”, zegt Pio Wennubst, de adjunct permanente vertegenwoordiger van Zwitserland bij de FAO en het Wereldvoedselprogramma. “Dat geld zou kunnen geïnvesteerd worden in de landbouw, zodat lokaal geproduceerd voedsel ter beschikking komt.”
Wennubst vindt ook dat internationale noodhulpoperaties aan voorwaarden moeten worden verbonden die ontwikkelingslanden toelaten hun producenten en vooral kleinschalige boeren te beschermen.