OESO: Kloof tussen arm en rijk ondermijnt economische groei


A. D. McKenzie (IPS)
12 december 2014
Landen die hun inkomensongelijkheid verminderen, geven de economie juist een stimulans, blijkt uit een rapport van de OESO, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling. Het werd op 9 december gepubliceerd. Landen die hun ongelijkheid verminderen groeien sneller dan landen waar de ongelijkheid toeneemt.
Het heersende dogma is juist altijd geweest dat ingrijpen in de markt soms weliswaar nodig is, maar in principe schadelijk voor de werking van de vrije markt en daarmee slecht voor de groei. Volgens Michael Förster, senior onderzoeker bij de afdeling Sociaal Beleid van de OESO, mag dit idee de prullenbak in. ‘Het idee was dat je minder groei krijgt naarmate je de meestverdienenden meer belast. Daar hebben we geen bewijs voor gevonden.’
Kloof
De kloof tussen arm en rijk is flink toegenomen in de laatste decennia. De rijkste 10 procent van de bevolking in OESO-landen verdiende 9,5 keer zoveel als de armste 10 procent. De verhouding was in de jaren tachtig nog 7:1. In Chili en Mexico is de verhouding met meer dan 25:1 het grootst.
Deze kloof is de belangrijkste factor in het verklaren van verschillen in groei, zegt het het rapport, met de titel “Trends in income inequality and its impact on economic growth”. De oorzaak ligt volgens de OESO bij onderwijs. Ongelijkheid ondermijnt de mogelijkheden van onderwijs voor kinderen uit arme achtergronden. Daardoor wordt de sociale mobiliteit bemoeilijkt en kunnen ze moeilijker vaardigheden ontwikkelen.
‘Mensen met laaggeschoolde ouders zullen zelf ook een lager onderwijsniveau bereiken naarmate de inkomensverschillen toenemen’, zegt de OESO in een verklaring. ‘Dat effect is niet of nauwelijks aanwezig bij kinderen van middelbaar of hoger opgeleide ouders.’
Mislopen
Programma’s tegen armoede zijn niet genoeg om op lange termijn gelijke kansen te creëren.
De OESO heeft ook berekend hoeveel groei landen door hun ongelijkheid mislopen. Het heeft de groei van Mexico en Nieuw-Zeeland naar schatting met 10 procentpunt verminderd in de afgelopen twee decennia. In het Verenigd Koninkrijk, Italië en de Verenigde Staten was de totale groei 6 tot 9 procent hoger geweest als de ongelijkheid niet zo was toegenomen.
Het is ‘overtuigend bewijs’, aldus Angel Gurría, secretaris-generaal van de OESO, dat aantoont dat de ongelijkheid moet worden aangepakt en in het centrum moet staan van beleidsdiscussies.
Volgens de onderzoekers zijn programma’s tegen armoede niet genoeg om op lange termijn gelijke kansen te creëren. Belangrijke maatregelen zijn onder andere ‘financiële herverdeling en verbeterde toegang tot publieke diensten zoals kwalitatief onderwijs, training en gezondheidszorg’.
Förster benadrukte dat de studie gericht is op inkomen en niet op vermogen, een andere bron van ongelijkheid die vaak wordt onderschat. Dat is afgelopen jaar op de agenda gezet door de Franse econoom Thomas Piketty, die pleit voor een mondiale vermogensbelasting.