OESO: “Migranten werken onder hun niveau”
Mattias Creffier
20 februari 2008
Als rijke landen economisch voordeel willen halen uit de toestroom van migranten, moeten ze ervoor zorgen dat die beter geïntegreerd raken in de samenleving en de arbeidsmarkt. In vrijwel alle lidstaten van de OESO hebben migranten in vergelijking met de inheemse bevolking vaker een baan waarvoor ze overgekwalificeerd zijn.
Dat is een van de conclusies die de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) vandaag (20 februari) presenteerde bij de voorstelling van een rapport dat een demografisch profiel schetst van de migrantenpopulaties in de dertig OESO-lidstaten. Op basis van gegevens uit de volkstellingen onderzoekt het rapport vanwaar de migranten komen, hoe oud ze zijn, hoelang ze naar school gingen en op welk niveau en in welke sector ze tewerkgesteld zijn.
Om informatie voor alle landen te kunnen vergelijken, baseerde de OESO zich op cijfers uit 2000. Een “migrant” werd gemakkelijkheidshalve gedefinieerd als “iemand die niet in het land woont waar hij geboren is”. Dat betekent onder meer dat de tweede generatie migranten, die geboren zijn het land waarnaar hun ouders migreerden, buiten het bestek van dit rapport valt.
Migranten hoger opgeleid
Een van de opvallende conclusies is dat bijna 24 procent van de migranten in OESO-landen hogere studies heeft gedaan, tegenover slechts 19 procent van de inheemse bevolking. Meer recente migranten zijn meestal hoger opgeleid dan de oudere generaties migranten. De Grieken, Italianen of Portugezen die tientallen jaren geleden hun geluk gingen beproeven in de VS, Australië of Noord-Europa, zijn lager opgeleid dan de jonge Aziaten die nu massaal naar de Verenigde Staten trekken om te gaan studeren.
In bijna alle OESO-landen werken migranten vaak onder hun niveau. Dat is met name het geval in Italië, Spanje of Griekenland, waar het percentage overgekwalificeerden onder de migranten twee keer hoger ligt dan in de inheemse bevolking. Dat komt omdat immigratie in die landen een relatief recent fenomeen is. Migranten zijn er bereid een baantje onder hun opleidingsniveau aan te nemen om intussen de taal te leren en hun papieren in orde te krijgen.
In België is het probleem van overgekwalificeerde migranten niet zo uitgesproken. Volgens onderzoeker Thomas Liebig, die de Belgische situatie opvolgt, komt dat omdat zestig procent van de migranten in België afkomstig is uit andere OESO-landen. Die kunnen hun diploma’s relatief makkelijk laten erkennen.
In vergelijking met andere OESO-landen zijn er in België wel heel wat werkloze migranten.
De hoge werkloosheid is vooral een probleem voor laag opgeleide vrouwelijke migranten, die moeite hebben om zich te integreren in de arbeidsmarkt. Typisch voor de Belgische situatie is dat de “buitenlanders”, in vergelijking met de “inheemsen”, oververtegenwoordigd zijn in zowel de managers- en bestuurfuncties als in eenvoudige banen als arbeider of in de dienstensector.
“Het voordeel van dit rapport is dat je allerlei vergelijkingen kan maken”, zegt Liebig, “Je kan bijvoorbeeld nagaan hoe de migranten uit Marokko en Turkije het ervan af hebben gebracht in België, Duitsland en de Verenigde Staten.”
Integratie is nodig
“De regeringen moeten de nodige maatregelen nemen om de noden van de arbeidsmarkt te stillen en de integratie van migranten mogelijk te maken”, zei OESO-secretaris-generaal Angel Gurria bij de voorstelling van het rapport in Parijs. “Elke lidstaat moet hier een prioriteit van maken. Het is niet alleen sociaal, politiek, ethisch en moreel correct, maar ook een kwestie van economische logica.”
Concreet beveelt de OESO haar lidstaten aan meer te investeren in taalonderwijs voor migranten en de erkenning van buitenlandse diploma’s te vergemakkelijken. Ook nodig zijn doeltreffende maatregelen tegen discriminatie. “In sommige landen is een foute naam nog altijd een handicap”, zei John Martin, hoofd van de afdeling Werk en Sociale Zaken. “Ook de openbare sector kan in heel wat landen meer doen om werk te verschaffen aan hooggeschoolde migranten.”
Brain drain
De OESO-cijfers tonen aan dat de migratie van hooggeschoolde migranten, de zogenaamde brain drain, vooral een probleem is voor kleine landjes in Afrika en de Caraïben. Meer dan de helft van alle dokters uit Antigua, Grenada, Mozambique, Angola, Fiji, Sierra Leone, Tanzania of Trinidad en Tobago werkt niet langer in eigen land, veelal om financiële redenen.
“Zelfs een goede positie in een arm land levert soms minder op dan een baantje onder je opleidingsniveau in een rijk land”, zei Gurria. Tegelijk relativeerde de secretaris-generaal de impact van de brain drain, omdat het tekort aan arbeidskrachten in de gezondheidssector in sommige ontwikkelinglanden tot acht keer hoger is dan het aantal dokters dat in het buitenland gaan werken is.
Grote ontwikkelingslanden als Brazilië of India zien minder dan vijf procent van hun hooggeschoolden naar het buitenland vertrekken, “omdat er in die landen meer mogelijkheden zijn”, aldus Gurria.
Azië blijkt de grootste leverancier van migranten met een hoog diploma: meer dan 38 procent van de Aziaten in OESO-landen heeft een diploma hoger onderwijs, tegenover slechts 24 procent voor migranten in het algemeen. In de Verenigde Staten bijvoorbeeld is zestig procent van de buitenlanders die in de wetenschapssector werken van Aziatische origine.
Migranten gedefinieerd als “mensen die in een ander land wonen dan ze geboren zijn” maken in de dertig OESO-landen ongeveer 7,5 procent van de bevolking uit. Uitschieters zijn Luxemburg (32, 6 procent), Australië (23 procent) en Zwitserland (22,6 procent). In absolute cijfers ontvangen de Verenigde Staten de meeste migranten (31,4 miljoen), gevolgd door Duitsland (bijna 8 miljoen), Frankrijk (5,6 miljoen), Canada (5,3 miljoen) en het Verenigd Koninkrijk (4,5 miljoen).