Olie-industrie zit Doha dwars
Stephen Leahy
06 december 2012
De verlamming tijdens de klimaattop in Doha is een gevolg van een succesvolle lobby door de olie-industrie, zeggen activisten.
Ontwikkelingslanden zijn boos op de Verenigde Staten en de Europese Unie omdat zij weigeren hun uitstoot van broeikasgassen drastisch terug te brengen of in te stemmen met extra financiering. Die weigering wordt deels gevoed door de belangen van de fossiele brandstoffensector, inclusief die van de rijkste miljardairs ter wereld, de broers Charles en David Koch, zeggen activisten.
Het gezamenlijke vermogen van de broers Koch wordt geschat op 80 miljard dollar. Ze hebben meer dan alle oliebedrijven – inclusief Exxon – uitgegeven aan campagnes tegen milieuwetgeving, het financieren van wetenschappelijk onderzoek in hun voordeel en het blokkeren van subsidies voor schone energie, stelt het International Forum on Globalization (IFG) in een analyse.
“De reden dat de Verenigde Staten niet meer doen, is dat de broers Koch en andere belanghebbenden elke vorm van klimaatbeleid proberen te ondermijnen”, zegt Victor Menotti, directeur van het IFG.
Het IFG-rapport ‘Faces Behind a Global Crisis’ gaat onder meer in op pogingen van de broers Koch de aanleg van een pijpleiding voor olie uit Canadees teerzand te versnellen. Ook laat het zien dat hoe het Amerikaanse milieuagentschap EPA wordt aangevallen om pogingen de CO2-uitstoot te reguleren en strengere regels op te leggen voor de industrie. “De Kochs zijn rijk geworden met het vervuilen van onze planeet. En nu gebruiken ze hun rijkdom om de regels in hun eigen voordeel op te tuigen”, staat in het rapport.
Frustrerend
Het rapport komt na een studie in 2011 waarin vijftig van de rijkste mensen ter wereld werden aangewezen die een enorme invloed hebben in de huidige klimaatcrisis. “Er is te veel macht geconcentreerd bij een kleine groep mensen. Het geld moet uit de politiek”, zegt Menotti.
De Amerikaanse president Barack Obama moet afstappen van de politiek van een paar jaar geleden en zich realiseren dat er een krachtige jongerenbeweging is die actie wil op het gebied van klimaat, zegt een Amerikaanse jeugddelegatie die aanwezig is op de klimaattop in Doha. “Ik heb zes maanden meegeholpen met de verkiezingscampagne van Obama. Hij weet dat jongeren actie willen op het gebied van klimaat, maar we hebben nog niets gezien”, zegt Hannah Bristol uit Washinton D.C.
“We willen dat de VS zich ontwikkelen voorbij kolen, olie en gas. Op universiteiten en op andere plaatsen wordt van alles gedaan om hier naartoe te werken, maar we kunnen het niet alleen”, zegt Ian Karra uit Athens in Georgia.
Bristol zegt teleurgesteld te zijn dat de VS, zeker na alle schade die de orkaan Sandy eind oktober aanrichtte, niet de leiding neemt in Doha. “Het is ontzettend frustrerend te zien hoe weinig hier in Doha gebeurt”, zegt ze.
Temperatuursstijging
“De Doha-karavaan is verdwaald in een zandstorm”, zegt Ronny Jumeau, ambassadeur klimaatverandering voor de Seychellen en vertegenwoordiger van de Alliantie van Kleine Eilandstaten (AOSIS). “Er is te weinig ambitie hier.”
Met ambitie refereert hij aan de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen die vrijkomen door de verbranding van fossiele brandstoffen. Zelfs als landen hun huidige doelen halen, zullen de temperaturen op aarde volgens de laatste wetenschappelijke inzichten waarschijnlijk stijgen met 4 tot 10 graden.
Jumeau zegt dat de eilandstaten en minst ontwikkelde landen niet alleen beloftes willen van rijke landen om de uitstoot verder terug te dringen, maar ook dat die beloften juridisch bindend zijn. “Anders zeggen sommige landen over een paar jaar dat de economische situatie hen dwingt de beloften te breken”, zegt hij.
Hoewel de landen op het gebied van uitstoot geen nieuwe toezeggingen hebben gedaan, hebben Duitsland en Groot-Brittannië wel in financiële zin een toezegging gedaan aan ontwikkelingslanden. Zij krijgen voor de komende twee jaar een deel van het beloofde geld om de impact van de klimaatverandering te verzachten.
Industrielanden hebben beloofd hiervoor tegen 2020 100 miljard dollar per jaar in een fonds te storten, het Green Climate Fund. Om de kloof tot die tijd te overbruggen, hebben ontwikkelingslanden 60 miljard dollar voor 2015 gevraagd. Begin deze week was er nog geen geld beschikbaar voor de periode 2013-2015. “Gelukkig is dat nu veranderd”, zegt Jumeau.
“De VS zijn niet verplicht aanvullende financiering te verstrekken”, zegt Jonathan Pershing, hoofd van de Amerikaanse delegatie. Maar zijn land heeft wel de intentie om bij te springen, stelt hij. Drie Amerikaanse staten die schade opliepen door de orkaan Sandy vragen om 83 miljard dollar van de federale regering om de schade te herstellen. De tyfoon Bopha, die begin deze week over de Filipijnen raasde, is al de zestiende weerramp die de Filipijnen dit jaar treft. “Is 100 miljard in een wereldwijde context nu zoveel geld?”, zegt Pershing.