Ongelukkige hedging kost Sri Lanka miljard dollar

Nieuws

Ongelukkige hedging kost Sri Lanka miljard dollar

Feizal Samath

08 december 2008

Een speculatieve beschermingsmaatregel tegen hoge olieprijzen kan de Sri Lankaanse overheid meer dan een miljard dollar gaan kosten. De zaak, die ook naar fraude en corruptie ruikt, zet de regering in Colombo zwaar onder druk.

De Ceylon Petroleum Corporation (CPC), een Sri Lankaans overheidsbedrijf dat aardolie en brandstof importeert, sloot sinds januari 2007 met vijf banken overeenkomsten af om zich in te dekken tegen te hoge aardolieprijzen. Bij een internationale prijs van meer dan 100 dollar per vat betalen de banken maandelijks een bepaald bedrag aan de CPC. Omgekeerd moet de CPC de banken geld overmaken als de prijs onder de 100 dollar zakt. Tijdens de prijsstijgingen van begin dit jaar leek het een geniale zet. Maar nu de olieprijs in vrije val is, moet de CPC zich blauw betalen. Als een vat olie de komende maanden rond de 40 dollar blijft kosten, moet Sri Lanka de vijf banken tegen mei 2009 een miljard dollar betalen. Als de prijs nog verder zakt, wordt dat nog meer. Er is geen plafond vastgelegd voor de betalingen van de CPC.
De belangrijkste twee betrokken banken, de CitiBank en de Standard Chartered Bank, proberen hun overeenkomsten met Sri Lanka te herstructureren om de verliezen voor het Zuid-Aziatische land in te perken. Ze moeten zich verdedigen tegen de beschuldiging dat ze de Sri Lankaanse betrokkenen niet voldoende hebben voorgelicht over de gevaren die aan de overeenkomst vastzaten.

Fraude en corruptie

Het Sri Lankaanse Hooggerechtshof heeft de betalingen aan de banken op 28 november tijdelijk stopgezet. Volgens twee klachten is er bij de overeenkomsten tussen de CPC en de banken sprake van fraude en corruptie. Op 15 december worden de klagers gehoord.
De zaak doet de regering in Colombo wankelen. Het hooggerechtshof heeft de voorzitter van de CPC geschorst en heeft president Mahinda Rajapaksa gevraagd minister van Olie Mohamed Fowzie te vervangen. Die zou niet voldoende hebben toegekeken op wat de CPC met de banken bedisselde. Medewerkers van de CPC zouden door middel van snoepreisjes zijn warm gemaakt voor de risicovolle operatie.   
De Verenigde Nationale Partij, de belangrijkste oppositiepartij in het land, heeft een motie van wantrouwen ingediend tegen de regering. Ze probeert ook munt te slaan uit de wijdverspreide kritiek dat de regering de consumenten niet laat profiteren van de daling van de olieprijzen. Donderdag (4 december) verlaagde de overheid daarom de brandstofprijzen al.
Rond president Mahinda Rajapakse hangt al langer een geur van corruptie. Hij heeft niet minder dan drie van zijn broers nauw bij het regeringswerk betrokken. Chamal is de minister van Luchtvaart en Zeehavens, Gotabaya is verantwoordelijk voor het departement van Defensie en Basil is adviseur van de president.
Het gerechtelijk onderzoek naar het hedgingschandeel heeft voor Sri Lanka wel het voordeel dat het minder negatieve gevolgen riskeert door de stopzetting van de betalingen aan de betrokken banken. De plaatselijke afdelingen van de banken lopen daardoor geld mis, maar hun internationale hoofdzetels zijn niet geneigd te gaan procederen en daardoor nog meer negatieve publiciteit te genereren. Als er werkelijk fraude of corruptie in het spel was, kunnen de overeenkomsten tussen de CPC en de banken zelfs ongeldig worden verklaard.