Ontwikkelingsrapport Wereldbank krijgt tegenwind
Mary Tharin
16 september 2009
Het World Development Report 2010 van de Wereldbank roept de rijke landen op om een leidersrol op te nemen in het terugdringen van de CO2-uitstoot. Veel ontwikkelingslanden en milieuorganisaties staan echter sceptisch tegenover de makelaarsrol die de Bank zichzelf toekent.
Het rapport, dat de jaarlijkse prioriteiten uittekent voor de Wereldbank, kan mogelijk een invloed hebben op de internationale klimaatonderhandelingen in de aanloop naar de top in Kopenhagen eind dit jaar. Die onderhandelingen zitten muurvast in een conflict tussen de rijke landen en de ontwikkelingslanden.
Beide kampen vragen aan de tegenpartij om strenge uitstootbeperkingen te aanvaarden. De ontwikkelingslanden voeren aan dat de industrielanden een historische plicht hebben als primaire verantwoordelijken voor de klimaatverandering. De industrielanden wijzen er dan weer op dat aanpassingen goedkoper zijn in minder ontwikkelde landen, en dat de grootste inspanningen bijgevolg daar moeten gebeuren.
De Wereldbank stelt in het rapport een compromis voor, waarbij ontwikkelingslanden hun nationaal beleid aanpassen, eerder dan strenge uitstootbeperkingen te aanvaarden. Volgens Elliot Diringer van het Pew Centre on Global Climate Change kan “die meer flexibele aanpak ervoor zorgen dat ontwikkelingslanden engagementen aangaan die beter bij hun ontwikkelingsdoelstellingen passen.” Het kan bijvoorbeeld gaan om doelstellingen rond hernieuwbare energie of in de strijd tegen ontbossing.
Volgens Diringer kan het rapport een belangrijke rol spelen in de zoektocht naar een internationale oplossing. “Het rapport is een reflectie van wat er al begrepen wordt: dat klimaat en ontwikkeling onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, en dat we de twee thema’s samen moeten aanpakken, eerder dan een keuze te maken”.
Scepsis
Veel ontwikkelings- en milieuorganisaties zijn het ermee eens dat een effectief klimaatbeleid aan ontwikkelingssamenwerking gekoppeld moet worden en dat rijke landen een veel grotere duit in het zakje moeten doen. “Wat de industrielanden momenteel op tafel leggen, is absoluut inadequaat om de klimaatverandering aan te pakken”, zegt Karen Orenstein van de milieuorganisatie Friends of the Earth.
Maar veel milieuorganisaties zijn niet te spreken over de rol die de Wereldbank zich daarbij toekent. Momenteel functioneert de bank als makelaar voor de financiering van klimaatprojecten, en het blijft die rol uitbouwen. “De Wereldbank is niet de juiste instelling voor klimaatfinanciering”, zegt Orenstein. “Ontwikkelingslanden hebben goede redenen om internationale financiële instituten als de Wereldbank te wantrouwen, en ze willen ze dan ook niet als makelaar voor een klimaatdeal.” Veel leiders van ontwikkelingslanden vragen daarom dat binnen de VN-Conventie voor de Klimaatverandering (UNFCCC) een nieuwe instelling opgericht wordt voor die taak.
CDM
Het rapport van de Bank zelf ijvert voor een versterking van de bestaande financiële mechanismen die momenteel door de Werelbank beheerd worden, waaronder het controversiële Clean Development Mechanism (CDM), waarbij rijke landen hun eigen uitstoot kunnen afkopen met investeringen in klimaatprojecten in ontwikkelingslanden. Uit onderzoek is gebleken dat veel projecten die onder het CDM gefinancierd zijn, hoe dan ook gerealiseerd zouden zijn, en dus geen bijkomende bijdrage leveren aan de strijd tegen de klimaatverandering.
Payal Parekh, klimaatwetenschapper bij de organisatie International Rivers, is het dan ook niet eens met het voorstel van de Bank om het CDM te hervormen en uit te breiden. “Als het fundamentele concept van een programma fouten vertoont, is het onmogelijk te hervormen”, zegt ze.
Dammen
Een tweede erg controversieel punt in het rapport is de positie van de Wereldbank rond dammen. Het rapport pleit voor de bouw van dammen om elektriciteit te genereren en streken te beschermen tegen droogtes en overstromingen.
Volgens Orenstein zijn de negatieve gevolgen van dergelijke dammen op sociaal en ecologisch vlak al keer op keer bewezen. Bovendien is gebleken, zegt ze, dat grote damprojecten in tropische gebieden aanzienlijke hoeveelheden van het broeikasgas methaan produceren. Een recente studie in Brazilië wees uit dat de 52.000 grote dammen wereldwijd goed zijn voor 4 procent van de menselijke invloed op de klimaatverandering.