“Oorlog in Irak leidt aandacht af van onderhandelingen Wereldhandelsorganisatie”
Gustavo Capdevila
26 januari 2003
Wanneer in Irak een oorlog uitbreekt, zal dat een negatieve invloed hebben op de belangen van ontwikkelingslanden bij de onderhandelingen in de Wereldhandelsorganisatie (WHO). Dat was zaterdag de boodschap tijdens een debat over de moeilijkheden van het Zuiden bij de voorbereiding van de WHO-ministerconferentie in het Mexicaanse Cancún. In september wordt daar een tussentijdse balans wordt opgemaakt van de DOHA-onderhandelingsronde over een verdere liberalisering van de wereldhandel.
Het protest tegen een Amerikaanse aanval in Irak zal veel energie eisen van civiele organisaties, zo voorspelde Martin Khor van de Maleise NGO Third World Network. Op die manier dreigen de belangen van ontwikkelingslanden bij de WHO-onderhandelingen wat in de vergeethoek te raken, zei Khor, en dat terwijl de Verenigde Staten en Europa in Cancún zullen proberen enkele nieuwe onderwerpen op de WHO-agenda te plaatsen.
De huidige liberaliseringsronde gaat vooral over de dienstensector en de handel in landbouwproducten. De industrielanden staan onder druk om hun markten open te stellen voor landbouwproducten uit het Zuiden en een einde te maken aan de subsidiëring van hun eigen landbouw, omdat die de concurrentie vervalst. De ontwikkelingslanden verkregen in 2001 bij het vastleggen van de agenda in Doha ook dat er zou worden gesproken over goedkope toegang tot gepatenteerde geneesmiddelen en een “speciale en gedifferentieerde behandeling” voor arme landen bij de omzetting van WTO-richtlijnen. Het akkoord over de geneesmiddelen had eigenlijk al rond moeten zijn, maar stuit op verzet van de Verenigde Staten.
De rijke landen, Europa op kop, verkregen in Doha dat er in Cancún zou worden beslist om enkele nieuwe thema’s op de onderhandelingsagenda te plaatsen, met name regels voor investeringen, openbare aanbestedingen en concurrentiebeleid. Volgens Khor zijn die nieuwe WTO-normen bedoeld om het multinationals gemakkelijker te maken de landbouw en industrie in ontwikkelingslanden in hun greep te krijgen.
Stanley A. Gacek van de VS-vakbondscentrale AFL-CIO noemde de oorlogsdreiging een kans om de “progressieve coalitie” in de Verenigde Staten en Canada wat meer diepgang te geven. Volgens Gacek maken de oorlogsplannen van president George Bush de burgerorganisaties en hun invloed op de publieke opinie sterker.
Het panel besprak zaterdag ook het verband tussen de WHO-onderhandelingen en de inspanningen van 34 Amerikaanse landen om samen de Free Trade Area of the Americas (FTAA) te vormen. Gacek sprak de hoop uit dat met de komst van de Braziliaanse president Luiz Inácio de Silva de nadruk niet langer enkel op handel en investeringen zou liggen maar dat ook sociale en politieke aspecten zouden worden geïntegreerd.
Khor wees op gelijkenissen tussen de FTAA en de WHO en raadde ngo’s en ontwikkelingslanden aan beide onderhandelingen met argusogen te volgen. De bekende andersglobaliste Lori Wallach van de ngo Public Citizen adviseerde in de aanloop naar Cancún politiek lobbywerk af te wisselen met mobiliseringsacties om publieke steun te winnen voor de standpunten van het Zuiden. Elk land moet nagaan wat de meest geschikte campagne is om nieuwe WHO-regels te voorkomen, aldus Wallach.
In Cancún is de Mexicaanse regering al begonnen met voorbereidingen om te voorkomen dat betogers tot bij het conferentiegebouw kunnen geraken, zei Alejandro Ramos Hernández van het comité dat de ngo-conferentie organiseert die parallel met de WHO-ministerconferentie moet plaatsvinden. Er wordt een kazerne opgetrokken om ordetroepen in onder te brengen en in de straten van Cancún zijn agenten van een speciale politie-eenheid, ook wel “robotoks” genaamd, een vertrouwd beeld.