"Pakistan moet sjiieten beschermen"
IPS
01 juli 2014
Pakistan moet maatregelen nemen om Hazaren en andere sjiieten in de provincie Beloetsjistan te beschermen tegen soennitische extremisten. Dat zegt mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch (HRW) in een gisteren verschenen rapport.
HRW documenteerde minstens 450 moorden in 2012 en 400 in 2013. In 2012 behoorde ongeveer een kwart, en in 2013 bijna de helft van de slachtoffers tot de Hazaren, een sjiitische minderheid in Beloetsjistan.
De Hazaren spreken Perzisch en hebben duidelijk Mongoolse trekken. Ze zouden ongeveer een eeuw geleden vanuit het midden van Afghanistan naar Pakistan zijn getrokken. Momenteel leven er tussen 300.000 en 400.000 Hazaren in Pakistan. De overgrote meerderheid woont in Quetta.
De systematische aanvallen op de Hazaren begonnen in 2008. Pelgrims op weg naar Iran worden uit bussen gehaald en vermoord langs de kant van de weg en er vallen doden bij aanslagen op drukke markten of tijdens religieuze processies en bijeenkomsten. Ook mensen die gewoon op weg zijn naar hun werk of naar school, zijn een doelwit.
Lashkar-e-Jhangvi (LeJ), een verboden militante soennitische beweging die naar verluidt sterke banden heeft met Al Qaeda en de extremistische beweging Tehreek-e-Taliban (TTP), heeft voor de meeste aanslagen trots de verantwoordelijkheid opgeëist. LeJ noemt zichzelf “een gezworen vijand van de sjiitische ongelovigen.”
In 2011 circuleerde in Mariabad, een door Hazaren gedomineerde wijk in het oosten van Quetta, een brief waarin sjiieten werden aangeduid als ‘onzuiver’. “Pakistan betekent land van de zuiveren en sjiieten hebben het recht niet hier te zijn”, stond in de brief. “Onze missie in Pakistan is het uitroeien van deze onzuivere sekte, de sjiieten en de sjiitische Hazaren, in elke stad, elk dorp en alle hoeken en gaten van Pakistan.”
Chaos
De extremisten voegden daad bij woord en pleegden talloze aanslagen. In januari en februari vorig jaar kwamen bij twee aanslagen 180 mensen om. Bij een aanslag op 10 januari in een snookerclub vielen 96 doden en 150 gewonden. Nog geen vijf weken later ontplofte een autobom op een drukke groentemarkt in Quetta. Daarbij vielen 84 doden en 160 gewonden.
Haider, die vlakbij de plaats van de aanslag van 10 januari woont, zegt dat hij geluk heeft gehad. “Toen ik de knal hoorde, wilde ik de gewonden gaan helpen. Maar mijn moeder belde precies op dat moment met de vraag of ik haar ergens kon ophalen. Dus dat deed ik. Anders was ik ook dood geweest.” Na de eerste ontploffing volgde namelijk een tweede.
Later ging hij alsnog twee neven zoeken in de chaos. “Ik zag lijken, lichamen zonder hoofd en lossen ledematen. Het was verschrikkelijk.”
Mensenrechtenorganisaties zeggen dat de reactie van de Pakistaanse overheid op elke aanslag hetzelfde is. Ze veroordeelt het geweld, maar weet de daders niet te achterhalen en te arresteren. “We hebben de kwestie aangekaart bij de toenmalige gouverneur en minister. Ze erkennen dat er sprake is van vervolging, maar hadden geen antwoord op de vraag waarom er geen actie wordt ondernomen tegen LeJ”, zegt Zohra Yusuf, voorzitter van de onafhankelijke Mensenrechtencommissie van Pakistan (HRCP).
Voor de Hazaren verslechtert de situatie intussen. Brad Adams, Azië-directeur van Human Rights Watch, zegt dat Hazaren nergens veilig kunnen gaan en staan. “Reizen, winkelen, naar school of het werk gaan, niets is veilig. Dat de overheid er niet in slaagt hier een einde aan te maken, is shockerend en onacceptabel.”
Mensensmokkel
De HRCP schat dat in de afgelopen vijf jaar zo’n 30.000 Hazaren zijn gevlucht uit Pakistan. Daardoor is er een levendige markt voor mensensmokkel ontstaan in Quetta. Duizenden wanhopige Hazaren hebben agenten grote sommen geld betaald om naar Australië en Europa te kunnen vluchten. Dat gebeurt via gevaarlijke zeeroutes en zonder garantie om levend op de plaats van bestemming aan te komen.
Quetta, ooit een vredige stad, is nu bezaaid met militaire controleposten en legerkampen. Meer dan duizend soldaten van het Grenskorps van Beloetsjistan (een paramilitaire eenheid), verdeeld in 27 pelotons, patrouilleren dagelijks in de straten, samen met de politie.
Dergelijke veiligheidsmaatregelen maken de vervolging van de Hazaren “nog erger”, zegt Ambreen Agha, onderzoeksassistent bij het Instituut voor Conflictmanagement in New Delhi, omdat het praktisch onder het oog van het Pakistaanse leger gebeurt.
Voor mensen als Haider is “thuis” een gewelddadige en gevaarlijke plaats geworden. “Nergens in Pakistan ben ik veilig”, zegt hij pessimistisch. Maar anders dan zijn broer, die vier jaar geleden vertrok, heeft hij geen plannen om te vluchten. “Ik ben hier nog alleen met mijn zus. Als ik wegga, wie moet er dan voor onze ouders zorgen?”
Bekijk hier de video van Human Rights Watch.