'Parlementsleden leven gevaarlijk'

Nieuws

'Parlementsleden leven gevaarlijk'

Peter Deselaers

12 februari 2004

In sommige landen moeten volksvertegenwoordigers bestand zijn tegen meer dan scheldwoorden en de gebruikelijke politieke intriges. Parlementsleden met een grote mond lopen er gevaar in de cel te belanden of ontvoerd of vermoord te worden. Birma, Colombia en Eritrea zijn de grootste probleemlanden, verklaarde de Interparlementaire Unie (IPU) dinsdag tijdens een briefing in het hoofdkwartier van de Verenigde Naties.

De mensenrechtencommissie van de Interparlementaire Unie (IPU), een internationale organisatie die opkomt voor democratische instellingen en de rechten van volksvertegenwoordigers, onderzoekt momenteel 48 zaken die betrekking hebben op 190 parlementsleden uit 28 landen. Een groot deel van die bedreigde volksvertegenwoordigers stamt uit Birma. Dat land wordt bestuurd door een militaire junta. De politici die in 1990 verkozen werden voor het parlement, hebben nooit gezeteld. De meerderheid van de Birmese parlementsleden wordt vervolgd, zegt Juan Pablo Letelier, een Chileense volksvertegenwoordiger die de voorbije twee jaar de mensenrechtencommissie van de IPU voorzat. Een groot deel van hen is gestorven, anderen leven in ballingschap en een groep zit nog altijd achter de tralies.

In Colombia is aan politiek doen nog gevaarlijker. Volgens het in New York gevestigde Freemdom House werden er vorig jaar minstens 26 kandidaten voor de gemeenteraadsverkiezingen van oktober vermoord. De Colombiaanse rebellenbeweging FARC houdt minstens zes parlementsleden gevangen. En in de jaren 80 maakten rechtse doodseskaders bijna de hele top van de linkse partij Unión Patriótica van kant. Veel slachtoffers van het politieke geweld in Colombia kwamen op voor een vredesregeling tussen de linkse rebellen en de regering of verzetten zich tegen de greep van gewapende groepen op plaatselijke besturen.

De IPU voert ook onderzoek naar de zorgwekkende situatie van parlementsleden in Wit-Rusland, Burundi, Cambodja, Ecuador, Maleisië, Pakistan, Palestina, Rwanda, Peru, Zimbabwe en Eritrea. In dat land werden op 18 september 2001 11 parlementsleden opgepakt; sindsdien kon niemand nog contact met hen opnemen. Niemand weet waar ze zijn en hoe ze eraan toe zijn, zegt Ingeborg Schwarz, de verantwoordelijke voor het mensenrechtenprogramma van de IPU. De Eritrese regering heeft alleen laten weten dat de 11 worden vastgehouden omwille van misdaden tegen de soevereiniteit, de veiligheid en de vrede van de natie. De parlementsleden maken deel uit van de G15, een groep van dissidenten van het regerende EPLF die kritiek hadden geleverd op het beleid van president Issaias Afewerki met betrekking tot het grensconflict met Ethiopië.