Plattelandsbevolking getuigt over intimidatie door leger en politie
Constanza Vieira
22 juli 2004
“We zouden hier graag voor jullie staan om zelf te zeggen wat er met ons gebeurt. We hebben evenwel teveel angst om in het publiek het woord te nemen of ons gezicht te laten zien”. Zo begon de voorgelezen getuigenis van een Colombiaanse boer op het eerste ‘Forum voor Leven en Vrede in Murindo’, midden in de jungle van de provincie Chocó. Het evenement, een organisatie van het Comité van Iedereen Verenigd voor Murindo’ wil het lot van de bevolking in Colombiaans oorlogsgebied onder de aandacht brengen.
Het forum vond op 16 juli plaats in de school van het afgelegen Murindo in aanwezigheid van vertegenwoordigers van de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR, het Franse Médecins du Monde en een honderdtal dorpsbewoners uit het verderop gelegen Murindo Viejo – deze laatste groep met witte vlagjes gemaakt uit papier van schoolschriftjes. Ze luisterden naar een relaas van opeenvolgende gedwongen onteigeningen en pesterijen vanwege paramilitairen en het leger.
“Sinds zeven jaar zijn we onophoudelijk voor het geweld op de vlucht”, zo sprak de boer in naam van vijf dorpen langs de rivieren Murindó en Jiguamiandó.
In de jaren negentig doken in de streek rechtse paramilitairen op die met het FARC om de controle van het grondgebied strijden. De milities uit deze streek nemen niet deel aan de demobilisatiegesprekken die de Colombiaanse president Alvaro Uribe momenteel voert met de rechtse doodseskaders. Volgens de boeren werkte het leger met de paramilitairen samen om de mensen van hun land te jagen. De milities “doden mensen met hakmessen en cirkelzaken, snijden hun hoofd eraf en proppen het in de opengesneden maag van hun slachtoffer”.
In maart voerde het leger een meerdaagse raid uit op drie dorpen. Daarbij werden koeien en kippen gestolen, verdwenen televisietoestellen en moesten de dorpsbewoners uren lang in de zon staan. “Kinderen werden psychologisch onder druk gezet om informatie te geven over de guerrilla”, zo luidde het. De vijf dochters van de getuige, een verpleger die in zijn dorp als leidersfiguur geldt, zijn al een jaar niet naar school gegaan, net als 300 andere kinderen. De man werd ook al bedreigd door de lokale politiechef José María Losada, die hem bezwoer nooit meer naar Murindó te komen. Dat hij hier nu toch komt opdagen, heeft hij te danken aan het feit dat hij kan lezen. 40 procent van de dorpsbewoners zijn analfabeet.
“Sinds de politie vijf maanden geleden neerstreek in Murindó kwam daar een voedselblokkade bij”, zo sprak de getuige op het Forum. “Ze laten ons niet meer door om voedsel te brengen aan 3630 boeren op het platteland. Aan de controleposten worden ook melk en voedingsmiddelen tegengehouden die de overheid stuurt om ondervoeding bij kinderen te bestrijden. Ook geneesmiddelen en diesel komen er niet door. “We hebben brandstof nodig om hout te kappen, de generatoren te laten draaien en mensen – bijvoorbeeld zieken – te vervoeren op de rivier.”
De politie van Murindó hield zich tijdens de manifestatie op de achtergrond. Enkel politiechef Losada nam het woord – gewapend – en had het over zijn “onaangename taak” om in het dorp een politiepost te openen, “temidden van angst en dreigementen”. Volgens Losada heeft de politie banden met geen enkele “illegale gewapende groep” en draagt ze bij tot “hulp en verzoening”.
Wat betreft de voedselblokkade, werpt de politie op dat ze de bevoorrading wil stilleggen van de linkse FARC-guerilla, die het gebied sinds 1970 controleert. (MC/ADR)