Qatar van ministaat naar megamacht?
Jeroen de Sadeleer en Julie Reniers
03 november 2011
Qatar heeft toegegeven de voorbije maanden niet alleen grondtroepen naar Libië gestuurd te hebben als steun voor de rebellen, maar ook verantwoordelijk te zijn voor hun communicatie en gevechtsstrategie. Deze bekentenis komt er na maanden van ontkenning, waarin de Golfstaat beweerde enkel deel te nemen aan de oorlog met haar luchtmacht, als ondersteuning voor de Navo-missie. Het blijft gissen naar wat Qatar precies wil bereiken, maar dat het schiereiland ambities heeft is duidelijk.
‘Het aantal Qatari’s op de grond was honderden in elke regio. Training en communicatie waren in Qatarese handen. Qatar (…) hield toezicht op de plannen van de rebellen omdat zij burgers zijn en niet voldoende militaire ervaring hadden. Wij traden op als de link tussen de rebellen en de Navo-troepen.’ Dat waren de woorden van majoor-generaal Hamad al-Attiyah, het hoofd van Qatars legerstaf, volgens het persagentschap AFP. Op de conferentie over de toekomst van Libië, die vorige week in Doha gehouden werd, zei de leider van de Nationale Overgangsraad Mustafa Abdel-Jalil dat Qatar de gevechten die hen naar de overwinning leidden, gepland had.
Eerder was officieel enkel bekend dat de luchtmacht van Qatar, en later ook de Verenigde Arabische Emiraten, hielp bij de aanvallen van de Navo – wat voor die laatste voldoende was om te stellen dat haar missie in Libië steun had in het Midden-Oosten. De Navo-operatie had de naam ‘Verenigde Beschermer’ gekregen, en moest Libische burgers die het slachtoffer van Khadaffi’s troepen dreigden te worden, beschermen.
Qatar leverde daarnaast ook wapens aan de rebellen, waaronder antitankraketten. En vorige week kwam dus aan het licht dat het aandeel van het land in de Libische strijd nog veel verder ging. Ook was het de aanvoer van brandstof, voedsel en medisch materiaal vanuit Qatar naar Benghazi die de thuisbasis van de opstandelingen leefbaar hield. De Qatarese steun was doorslaggevend voor de uiteindelijke overwinning van de rebellen.
Chequeboekdiplomatie
Het is voorlopig onduidelijk welke agenda Qatar met deze verregaande inmenging op Libische bodem nastreeft. Hoewel het land nog geen miljoen inwoners heeft, zet het zich de laatste tijd wel vaker nadrukkelijk op de wereldkaart.
Dankzij zijn gasreserves kan het emiraat nu al enkele jaren een stevige economische groei optekenen, in 2010 bedroeg die zo’n achttien procent. Dit maakt het voor de Golfstaat mogelijk een erg actief buitenlands beleid te voeren, van het soort dat wel eens ‘chequeboekdiplomatie’ genoemd wordt. Zo was het grotendeels met Qatarese fondsen dat het zuiden van Libanon heropgebouwd werd na de oorlog tegen Israël in 2006, vloeit er geregeld geld naar projecten in Palestina en wordt er ook in onder andere Duitsland en de Verenigde Staten stevig geïnvesteerd.
Er zijn verschillende verklaringen voor de bemoeienissen van Qatar in Libië. Ten eerste is er het economische aspect, de toegang tot de Libische olievoorraden. Al in maart sloot het emiraat een handelsakkoord met Benghazi over de olie-installaties die in handen van de rebellen waren. Ook is het mogelijk dat Doha een oogje wil houden op het grote gaspotentieel van Libië, dat het land tot een rechtstreekse concurrent zou kunnen maken.
Verschillende analysten stellen echter dat Qatars ambities verder reiken dan het louter economische, en Saudi-Arabië wil uitdagen als grootmacht van de regio. De rol van Doha in Libanon en in het vredesproces rond Darfoer wijst ook in die richting. Ook op wereldniveau speelt Qatar mee, de laatste maanden onder meer door investeringen in de bank- en goudsector van het noodlijdende Griekenland. En ook met de Verenigde Staten heeft het goede relaties, die zich ondermeer vertalen in de aanwezigheid van Amerika’s belangrijkste militaire uitvalsbasis in de regio op Qatars grondgebied.
Elders gaan stemmen op dat Qatar met zijn beleid in Libië de aandacht wil afleiden van protestbewegingen dichter bij huis. In Bahrein treedt de overheid met harde hand op tegen demonstranten, in Saudi-Arabië werd het protest afgekocht.
Vlaggen en aanplakborden
Ondertussen heeft de Nationale Overgangsraad in Libië het Algerijeplein in Tripoli omgedoopt tot het Qatarplein, en hangt er op het gerechtsgebouw in Benghazi een aanplakbord dat de emir toont met de woorden ‘Qatar, de geschiedenis zal zich altijd jouw steun voor onze missie herinneren.’ Zelfs aan de andere kant van de aardbol, op Occupy Wall Street, zou er volgens verschillende twitterberichten met de witrode Qatarese vlag gezwaaid worden, en roepen activisten de hulp van Qatar in omdat deze immers ook het protest in het Midden-Oosten ondersteund heeft.
Dat de globale bevordering van democratie en rechtvaardigheid echter niet de prioriteit is van deze Golfstaat met zijn immense handelsoverschot, blijkt uit het feit dat in Qatar zelf vakbonden en politieke manifestaties bij wet verboden zijn. Ook Al-Jazeera, het televisiekanaal in het Midden-Oosten dat voor onafhankelijk doorgaat en in Doha gevestigd is, kent ernstige beperkingen als het om zijn thuisbasis gaat. Een groot deel van het budget komt uit de schatkist van de emir, en eind september werd een van zijn neven aangesteld als directeur-generaal van de nieuwszender.