Regering klaar voor vredesonderhandelingen met rechtse doodseskaders
Yadira Ferrer
08 januari 2003
De Colombiaanse regering gaat misschien al op 20
januari aan tafel zitten met de Autodefensas Unidas de Colombia (AUC), een
koepel van rechtse paramilitaire groepen die verantwoordelijk worden geacht
voor het merendeel van de mensenrechtenschendingen die de voorbije jaren in
het Zuid-Amerikaanse land zijn gepleegd. Experts vrezen dat de omstreden
onderhandelingen met de in 1989 buiten de wet gestelde doodseskaders nieuwe
vredesgesprekken met de linkse guerrilla voor lange tijd onmogelijk zullen
maken.
De onderhandelingen met de AUC worden voorbereid door een commissie die
geleid wordt door de Hoge Commissaris voor de Vrede, Luis Restrepo, en vijf
vertegenwoordigers van sociale organisaties en ondernemers telt. De
commissie stelt voor dat de paramilitairen zich allereerst verder aan het
staakt-het-vuren houden dat de koepel op 1 december afkondigde als een
bewijs van haar wil om vrede te sluiten. Ze zouden ook meteen moeten afzien
van drugsmokkel en de diefstal van brandstof de twee belangrijkste
inkomstenbronnen van de milities. Daarna zouden de 10.000 strijders van de
AUC in één jaar tijd volledig gedemobiliseerd worden. De gesprekken over
die voorstellen zouden op een geheime plaats worden gevoerd.
Waarnemers gaan ervan uit dat de gesprekken met de AUC een hervatting van
de dialoog met de linkse rebellenlegers in het land ondenkbaar maakt. De
paramilitaire groepen, die in de jaren 70 op het platteland werden
opgericht met de steun van grootgrondbezitters en het leger om de opmars
van de guerrilla te stuiten, hebben de afgelopen jaren met massamoorden en
gerichte aanslagen terreur gezaaid onder boeren, vakbondsleden, activisten
en andere Colombianen die van linkse sympathieën werden verdacht. De
guerrilla steigert bij de gedachte dat deze groepen nu als een reguliere
partij in het Colombiaanse conflict zouden worden erkend. Bovendien hebben
de rechtse doodseskaders in het verleden nauw samengewerkt met het leger en
blijven er waarschijnlijk nog steeds enge banden bestaan, waardoor de
overheid door met de AUC aan tafel te gaan zitten in feite met zichzelf zou
onderhandelen.
De Colombiaanse president Alvaro Uribe heeft begin dit jaar zijn intentie
herhaald om voor vrede en rust te zorgen in Colombia via onderhandelingen
als dat mogelijk is maar met de harde hand als dat nodig blijkt. De langer
dan drie jaar aanslepende vredesgesprekken tussen de Colombiaanse regering
en de FARC, met 15.000 tot 20.000 strijders de grootste Colombiaanse
rebellengroep, werden begin vorig jaar afgebroken door de voorganger van
Uribe, Andrés Pastrana. Uribe acht een hervatting van die dialoog enkel
mogelijk via bemiddeling van de Verenigde Naties, maar daarmee willen de
FARC niet instemmen. Het ELN, de tweede grote opstandelingengroep in het
land die ongeveer 4.500 manschappen telt, heeft ook de contacten opgeschort
die ze tijdens het bewind van Pastrana had aangeknoopt met de Colombiaanse
regering.
Sinds het aantreden van Uribe hebben de FARC hun acties opgevoerd; naast de
gebruikelijke aanslagen op militaire doelwitten en de ontvoeringen van
zakenlui en invloedrijke personen hebben de Marxistische rebellen ook een
bommencampagne in de steden opgestart. Samen met het ELN hebben eenheden
van de FARC eind december ook een offensief ontketend tegen paramilitaire
groepen in Cerro Azul, in het noorden van het land. Daarbij zijn zeker 60
doden gevallen.
De leiders van de AUC hebben zich in een eindejaarsboodschap verheugd
getoond dat de regering bereid is “met alle actoren in het politieke
conflict te praten, zonder groepen uit te sluiten.” Carlos Castaño,
Salvatore Mancuso en José Castaño verklaarden dat de commissie die door de
regering in het leven is geroepen om de onderhandelingen voor te bereiden,
hun steun geniet.
Toch beloven de onderhandelingen extreem moeilijk te worden, en dat niet
alleen vanwege de weerstand van de guerrilla. De rechtse milities zullen
waarschijnlijk niet graag afstand doen van de macht die met hun vuurkracht
samenhangt en al evenmin van hun greep op uitgestrekte delen van het land
en hun belangen in de drugshandel. Bovendien hebben de Verenigde Staten
Colombia om de uitlevering van Carlos Castaño en Salvatore Mancuso verzocht
in verband met drugssmokkel. In Europese politieke kringen bestaat er veel
weerstand tegen de erkenning van de doodseskaders als gesprekspartner
omwille van de mensenrechtenschendingen waaraan ze zich te buiten zijn
gegaan. Zeker een eventuele amnestieregeling voor de leiders van de koepel
zou er op veel onbegrip stuiten.