Regionale autonomie vloek voor Indonesische vrouwen
Richel Dursin
21 januari 2005
Sinds de invoering van de regionale autonomie is het aandeel van vrouwen in de Indonesische maatschappij drastisch gedaald. Dat blijkt andermaal uit de hulpverlening in de provincie Atjeh. )
Wie noodhulp zegt, denkt niet meteen aan maandverbanden, maar voor de vrouwen in de vluchtelingenkampen van Atjeh is het kleinood absoluut geen overbodige luxe. De lokale overheid deelt wel sigaretten uit voor de mannen. Maar maandverbanden uitdelen aan vrouwen? Ho maar, zegt Gadis Arivia, de secretaris van de vrouwenorganisatie Women’s Journal Foundation.
De organisatie bracht een rapport uit over de evolutie van de man-vrouwverhoudingen in acht Indonesische regentschappen. De conclusie: in elke regio worden vrouwen nu sterker gediscrimineerd dan enkele jaren geleden. De oorzaak, zegt de Women’s Journal Foundation, is de invoering van de regionale autonomie begin 2001. Die bestuurlijke hervorming ontlastte de centrale regering in Jakarta belangrijke bevoegdheden. Met uitzondering van defensie, diplomatie, belastingen, monetaire zaken, justitie en religieuze zaken zijn bijna alle beleidsdomeinen nu een bevoegdheid van de regentschappen en de gemeenten.
De beleidsdomeinen die echt van tel zijn voor Indonesische vrouwen zijn nu overgeleverd aan de grillen van lokale bestuurders. Sedert de invoering van de regionale autonomie hebben lokale besturen verschillende wetten gestemd die vrouwen discrimineren, zegt Adriana Venny, de directeur van de Women’s Journal Foundation. In conflictgebieden als Poso, Centraal-Sulawezi, Ambon en Maluku worden de rechten van vrouwen als eerste met de voeten getreden, stelt het rapport.
In Padang op westelijk Sumatra, dat lang bekend stond als een matriarchale maatschappij, is er nu een wet die vrouwen verbiedt om tussen tien en vier ‘s nachts zonder mannelijke begeleiding op straat te gaan. De maatregel was bedoeld om de prostitutie tegen te gaan. De lokale politicus Marfendi, één van de voorvechters van de wet, vindt dat de invoering van de wet effect heeft gehad. Op de straten van Padang zag je vroeger heel wat auto’s heen en weer schudden na zeven uur ‘s avonds. Dat is nu afgelopen.
De Coalitie van Indonesische Vrouwen vindt de maatregel kortzichtig en dom. Ze stelt voor om vrouwen meer economische kansen te geven zodat ze niet langer gedwongen zijn om zich te prostitueren. Ook in Jember, Oost-Java, proberen de lokale autoriteiten de straten ‘schoon te vegen’ door systematisch vermeende tippelaarsters op te pakken.
In Cianjur, Ciamis en Tasikmalaya (westelijk Java) werken de autoriteiten aan de lokale dresscode. Alle vrouwen, ook niet-moslims moeten daar binnenkort een hoofddoek dragen om geen zondig gedrag uit te lokken. In de provincie Atjeh is zo’n wet al van toepassing. Zelfs toeristen zijn er bij wet verplicht om passende kleding te dragen. Er zijn gevallen bekend van vrouwen beboet werden omdat ze de hoofddoek weigerden om te doen. De regent van Tasikmalaya heeft een rondzendbrief verstuurd om in de zwembaden aparte openingsuren in te voeren voor mannen en vrouwen. Zwemleraars moeten tot dezelfde sekse behoren als hun leerlingen.
De roep om de invoering van de islamitische wetgeving, in Indonesië bekend als de ‘syariah’, weerklinkt steeds luider in de provincie. Politieke partijen als de Partij voor Rechtvaardigheid en Welvaart en de Partij van de Rijzende Ster proberen haar in te voeren. Er is een grondwetswijziging nodig om dat te doen. De oprichters van Indonesië verankerden in 1945 een seculiere bestuursvorm in de grondwet en gaven gelijke rechten aan christenen, boeddhisten, hindoes en andere minderheden. In 2002 stemde het Indonesische parlement nog tegen de officiële invoering van de ‘syariah’. De belangrijkste moslimorganisaties in Indonesië, Nahdlatul Ulama en Muhammadiyah, stemden tegen de invoering. (MM