“Schrappen VS-landbouwsubsidies lost prijsprobleem niet op”(rapport)
Stephen Leahy
07 september 2003
– De boeren in het Zuiden zijn er niet
mee gebaat wanneer de jaarlijkse subsidie van 20 miljard dollar voor de
Amerikaanse landbouw geschrapt wordt, zo stellen onderzoekers van de
Universiteit van Tennessee. Zolang het Amerikaanse landbouwareaal niet in
oppervlakte verkleint, zullen de prijzen voor soja, maïs, katoen en tarwe
laag blijven. De overheid moet inzien dat landbouw niet werkt volgens de
principes van de vrije markt en niet minder, maar meer in de sector
ingrijpen, zo luidt het.
Het rapport “Rethinking U.S. Agricultural Policy: Changing Course to Secure
Farmer Livelihoods Worldwide”, beschrijft hoe in de landbouwpolitiek de
nadruk is verschoven van marktstabilisering naar liberalisering. Het gevolg
is een daling van de prijzen die vooral de agro-industrie en de grote
veetelers ten goede komt, maar niet de Amerikaanse boeren. Die verkopen hun
granen onder de productieprijs en zijn afhankelijk van subsidies. De prijzen
van de vier voornaamste exportgewassen, maïs, tarwe, soja en katoen, zijn
sinds 1966 met 40 procent gedaald.
Het rapport erkent dat de uitvoer naar ontwikkelingslanden leidt tot
dumpingpraktijken en oneerlijke concurrentie voor de boeren in
ontwikkelingslanden: “Het resultaat van deze ‘race naar bodemprijzen’ gaat
duidelijk ten koste van alle boeren”. Maar ook wanneer de 300 miljard dollar
aan jaarlijkse landbouwsubsidies wereldwijd zouden verdwijnen, zouden de
prijzen laag blijven, zo stelt Daniel De La Torre Ugart, co-auteur van het
rapport.
De reden daarvoor is dat momenteel teveel Amerikaanse bodem in cultuur is
gebracht, aldus Ugart. Zonder subsidies zouden boeren minder katoen en rijst
en meer maïs, soja en tarwe produceren, maar op dezelfde totale oppervlakte.
De prijzen voor rijst en katoen zouden mogelijk tot vijf procent stijgen,
maar die voor de andere gewassen zouden blijven dalen. De Boeren willen nu
eenmaal zoveel mogelijk opbrengst omdat braakliggende gronden geen geld in
het laatje brengen terwijl de vaste kosten gelijk blijven.
Een studie van het International Food Policy Research Institute (IFPRI)
voorspelt dat na afschaffing van de landbouwsubsidies de prijzen voor maïs
en rijst tegen 2020 slechts met drie procent zouden stijgen. In de vlees- en
zuivelsector zijn grotere prijsverhogingen mogelijk, respectievelijk van 20
en vijf procent. “Landbouw past nu eenmaal niet in het standaardmodel voor
vrijhandel”, meent Ugart, “Met dit rapport willen we deze realiteit in
herinnering brengen”.
De onderzoekers vinden dat boeren moeten worden aangemoedigd om minder grond
in cultuur te brengen. Op die manier gaat ook de export naar beneden en
worden de boeren in het Zuiden ontlast. Een andere maatregel is de
oprichting van een “voedselveiligheidsreserve” onder beheer van de
Amerikaanse boeren. Die moet prijsstijgingen voorkomen bij rampen als een
onvoorziene droogteperiode. Tenslotte moet de regering landbouwoverschotten
opkopen om voor elk gewas een minimumprijs te garanderen. De voorraden
kunnen weer worden verkocht wanneer de prijzen te hoog worden. “Deze
stabiliteit zou een goede zaak zijn voor de hele wereld”, denkt Ugart.
Volgens de onderzoekers is het op die manier mogelijk de oppervlakte van de
acht voornaamste landbouwgewassen in het eerste jaar met 5,6 miljoen hectare
te verminderen. De prijzen voor sojabonen en maïs zouden stijgen met
respectievelijk 23 en 30 procent. De Amerikaanse boeren zouden tenslotte
ruim 10 miljard dollar per jaar meer verdienen.