Sebuku maakt zich op voor mini-grondstoffenoorlog
Kafil Yamin
23 februari 2004
Op Sebuku, een klein eiland voor de kust van het Indonesische deel van Borneo, loopt de spanning op rond de mijnbouwonderneming PT Bahana Cakrawala Sebuku (BCS). Ontevreden eilandbewoners willen het bedrijf weg en hebben daarvoor 300 strijders onder de wapens geroepen. 190 soldaten staan klaar om de installaties van het bedrijf te beschermen en het protest neer te slaan.
Honderden inwoners van Sebuku blokkeren sinds begin februari de wegen die naar de mijnbouwgebieden voeren. Begin deze maand werden die blokkades al eens opgeruimd door het leger. Zowel het leger als de eilandbewoners hebben onlangs van buitenaf troepenversterkingen aangevoerd om voorbereid te zijn op de verwachte escalatie. Op Sebuku wonen Dajaks, een verzamelnaam voor verschillende etnische minderheden die onder meer ook op Kalimantan leven, het Indonesische deel van Borneo. Ze hebben een krijgshaftige traditie. De Dajaks zeggen dat hun strijders de dorpelingen moeten beschermen tegen overvallen door soldaten.
De 3.000 inwoners van Sebuku protesteren al langer tegen de milieuschade die het grotendeels met Australisch kapitaal gefinancierde BCS aanricht en de magere compensaties die ze krijgen voor de gronden die ze moeten opgeven. BCS begon in 1995 steenkool te winnen op het eiland. Aanvankelijk had de onderneming een concessie op een gebied van 30.000 hectaren, maar de voorbije jaren is dat areaal fors uitgebreid. Ook privé-gronden, nederzettingen, beschermde bossen en gebieden die door de Dajaks al heilig worden beschouwd, moeten eraan geloven. De omliggende gebieden lijden milieuschade. Zelfs vissers zouden hun vangsten zien teruglopen als gevolg van het mijnafval dat via de rivieren in zee belandt.
De bewoners van Sebuku hebben al twee keer eerder massaal geprotesteerd tegen de manier waarop BCS tewerk gaat. Door het harde optreden van de ordediensten begin deze maand, hebben ze hun standpunten verscherpt. De eilandbewoners eisen dat de onderneming haar operaties stillegt tot ze kan garanderen dat er geen milieuschade meer zal worden aangericht. Het bedrijf moet ook ingaan op hun financiële eisen. Volgens de actievoerders zou BCS maar 5.000 roepia (45 eurocent) per vierkante meter hebben betaald voor de privé-gronden die het van eilandbewoners kocht. De gebruikelijke grondprijzen liggen tien keer hoger. Maar BCS zegt dat het de compensatieafspraken nakomt die met de dorpelingen zijn gemaakt. De bevolking zou ook profiteren van de wegen die het bedrijf op het eiland aanlegt.
De campagne van de inwoners van Sebuku wordt ondersteund door een alliantie van landelijke sociale en milieuorganisaties. Volgens Berry Nahdian Furqon, de voorzitter van de regionale afdeling van de milieuorganisatie Walhi, is de vijandigheid van de inwoners van Sebuku ten opzichte van BCS de laatste tijd sterk toegenomen en zijn de spanningen op het eiland gevaarlijk opgelopen. Sommige eilandbewoners zouden BCS liefst helemaal zien vertrekken.
Maar BCS zal waarschijnlijk niet zonder slag of stoot het veld ruimen. Naast steenkoolvoorraden gaan in de ondergrond van Sebuku ook rijke koper- en ijzerertsaders schuil. BCS staat bovendien op een goed blaadje bij de Indonesische overheid. Eerder dit jaar werd de onderneming nog geloofd door president Megawati Sukarnoputri voor de bijdrage die het bedrijf levert aan de ontwikkeling van lokale gemeenschappen.