Servië in de ban van stakingsgolf

Nieuws

Servië in de ban van stakingsgolf

Vesna Peric Zimonjic

30 augustus 2009

Servië heeft te maken met een golf van stakingen. Dagelijks staken zo’n 33.000 werknemers van 40 tot 45 bedrijven. Het gaat vooral om ontevreden werknemers van geprivatiseerde bedrijven.

Sommige werknemers hebben al maanden geen salaris gehad. Sinds half augustus blokkeren demonstranten regelmatig urenlang het verkeer bij de kantoren van het Servische Privatiseringsbureau en andere overheidsgebouwen in Belgrado.
“We zijn wanhopig, bang voor de toekomst en verraden door de nieuwe eigenaar”, zegt Stevan Sreckovic van busfabriek Ikarbus in Zemun. Hij demonstreerde vorige week bij het Servisch Privatiseringsburea. “Onze fabriek is een van de duizenden fabrieken in Servië die kapotgemaakt is door de privatisering.”

Revitalisatie

Na de val van voormalig leider Slobodan Milosovic in 2000, heeft de Servische regering zwaar ingezet op privatisering om de economie te revitaliseren. De staat haalde zo’n 2,9 miljard euro binnen met de verkoop van 1.828 bedrijven. Er staan nog driehonderd bedrijven op de nominatie om voor het eind van dit jaar geprivatiseerd te worden.
De protesten ontstonden nadat het Privatiseringsbureau in augustus toegaf dat van de 1.828 privatiseringscontracten, 472 (bijna 25 procent) is geannuleerd omdat de nieuwe eigenaren zich niet aan de afspraken hielden.
Volgens de privatiseringswet moeten de kopers van de bedrijven de overheid in maximaal vijf termijnen betalen. Ze zijn ook verplicht om werknemers die ontslagen moeten worden, te compenseren. Dat gaat meestal om een bedrag van tussen 560 en 700 euro. Het Privatiseringsbureau is verplicht de ontwikkelingen in de geprivatiseerde bedrijven twee jaar te volgen. Daarna is er nauwelijks bemoeienis meer.
Volgens analisten is de overheid overhaast te werk gegaan omdat ze dringend geld nodig had. De meeste bedrijven werden verkocht in 2006. Het geld zou besteed worden aan verdere investeringen in de Servische industrie, pensioenfondsen en het creëren van nieuwe banen. Maar het ging mis zodra de supervisie van het Privatiseringsbureau vorig jaar ophield.
In maart verdwenen de machines van een geprivatiseerde textielfabriek in Leskovac, 282 kilometer ten zuiden van Belgrado. De Cypriotische eigenaar transporteerde de machines naar Roemenië. Ook de Servische eigenaar van een textielfabriek in de zuidelijke stad Kursumlija verkocht zijn machines naar het buitenland, klaarblijkelijk als oud ijzer.

Duister verleden

Internationale consortiums uit belastingparadijzen zijn vaak betrokken bij de verkopen. Volgens analist Slobodan Kostic werden veel bezittingen verkocht aan mensen met een ‘duister verleden” en betaald met verdacht geld.
Zware machines en fabrieken gingen consortiums op de Kaaimaneilanden, Cyprus of de Maagdeneilanden. Op de terreinen verrezen later luxueuze appartementenblokken of winkelcentra. Het Privatiseringsbureau constateert alleen dat de nieuwe eigenaren zich niet aan hun verplichtingen houden. “Het is niet onze taak om de financiën te controleren”, zegt Vladislav Cvetkovic, hoofd van het bureau.
Eerder dit jaar poogde een zakenman de industriële zone van de haven van Belgrado te kopen en er een jachthaven van te maken, omringd met dure appartementencomplexen. Protesten hielden de koop uiteindelijk tegen.