Sherko Fatah: 'Jonge migranten zoeken een virtuele thuis'

Nieuws

Sherko Fatah: 'Jonge migranten zoeken een virtuele thuis'

Sherko Fatah: 'Jonge migranten zoeken een virtuele thuis'
Sherko Fatah: 'Jonge migranten zoeken een virtuele thuis'

Peter Vanbrabant en Gie Goris

08 mei 2010

De Duits-Koerdische schrijver Sherko Fatah was vorige week te gast in Passa Porta om te vertellen over zijn jongste roman, die in het Nederlands vertaald werd als “We gaan als het donker wordt”. MO* sprak met Fatah over zijn visie op schrijven, over de aantrekkingskracht van radicale religies en over de verscheurende keuzes van migranten.

Sherko Fatah is een ervaringsdeskundige als het over een ontheemd bestaan en zwervende identiteiten gaat. Hij heeft een Duitse moeder en een Iraaks-Koerdische vader, werd geboren in Oost-Berlijn, groeide even op in Irak en belandde later in West-Duitsland. Zijn ervaringen met migratie, vluchten, oorlog en conflict zijn de grondstof waarmee de roman We gaan als het donker wordt opgebouwd werd. Toch is het geen autobiografisch verhaal. Fatah gebruikt het genre van de avonturenreis als literaire motor voor een maatschappelijk urgente problematiek, namelijk de verwevenheid van ontworteling en radicalisering.
‘Je mist religie of je culturele gebondenheid niet zolang je er middenin zit’, zegt Fatah in een interview. ‘In den vreemde ga je ze pas missen. In een niet-vertrouwde omgeving wordt de religieuze ervaring intenser, vermengd met een gevoel van heimwee. Daardoor neemt ook de aantrekkingskracht van radicale standpunten toe.’
Het hoofdpersonage van Fatah’s boek, Kerim, wordt ook een tijdlang aangetrokken door een groep jihadisten, maar zijn twijfel en humaniteit zijn te groot om de genadeloze rechtlijnigheid van de Ware Gelovigen te volgen.

Bent u een Duitse auteur, een Koerdische, een Iraakse of een combinatie van dit alles?
Sherko Fatah: Ik voel me een Duitse schrijver, want het Duits is mijn moedertaal. Ik heb Koerdisch geleerd toen ik heel jong was, maar daar ben ik het meeste van vergeten. Mijn vader is in de jaren zestig van Irak naar Europa verhuisd. Ik heb in Oost-Berlijn gewoond tot mijn elfde. Ik heb slechts kortere tijd in Irak gewoond en ben daarna naar West-Berlijn verhuisd. Dat resulteerde in een complexe identiteit. De DDR-herinneringen maken ook deel uit van mijn achtergrond.
Maakt dat van u een buitenstaander?
Sherko Fatah: Dat maakt me een buitenstaander, maar niet op een pessimistische manier. Het is een goede positie voor een schrijver. Je hebt de afstand nodig om fictie te kunnen schrijven over feiten en gebeurtenissen.
Sommige mensen zouden net zeggen dat je geen afstand maar empathie nodig hebt om het onderwerp vanuit zijn innerlijke drijfveren en dynamiek te kunnen beschrijven?
Sherko Fatah: Dat lijkt me ook niet verkeerd. Ik denk echter dat je een combinatie nodig hebt van beide. Eerst moet je op een afstand staan. Daarna kan je beginnen mee te voelen met je onderwerp.
U vertelt het verhaal van Kerim en zijn beweegredenen heel geloofwaardig. Hoe wordt een schrijver zijn hoofdpersonage?
Sherko Fatah: Eerst en vooral wil ik benadrukken dat Kerim niet echt bestaat. Soms bezoek ik mijn vader die sinds vijftien jaar opnieuw in Sulaimaniyah, in het noorden van Irak woont. In 2004, een jaar na de invasie, was ik daar. Verrassend genoeg vond ik heel wat internetcafés in de stad vol met jonge mensen, meestal jongens. Zij keken naar hun schermen en droomden ervan om het land te verlaten, naar het Westen. Dat was het begin van het boek. Toen ik daar was, keek ik naar al die dingen als een toerist vanop een afstand. Ik dacht, wat zou er gebeuren als de droom van één van die jongens zou uitkomen? Dus ik begon me dat in te beelden.
Het is verbeelding, maar het leest alsof het echt gebeurd is. Het is niet alsof je science fiction aan het lezen bent.
Sherko Fatah: Het is in zekere zin science fiction, omdat ik nooit in Irak heb gewoond zoals de jongen die ik beschrijf. Maar ik geloof dat het in literatuur niet uitmaakt of je in je dagelijkse leven heel dicht bij je onderwerp bent. Het belangrijkste is verbeelding. Het hangt af van je beeld of je begrip van de mens. Volgens mij is de kern van de mens universeel, dat is wat ons verbindt. Er zijn verschillen, maar die zijn niet zo belangrijk dat ze mij verhinderen om iets te schrijven.
Aan de andere kant moet je ook tonen dat je afstand houdt ten opzichte van je onderwerp. Doen alsof ik zou schrijven over Irak als mijn thuisland zou een leugen zijn. De lezer moet de afstand voelen die ik voel ten aanzien van wat ik schrijf.
Maar toch staat je verhaal niet los van de realiteit. De manier waarop je bepaalde passages beschrijft doen me vermoeden dat je grondige research verricht hebt?
Sherko Fatah: Research was een belangrijk deel van dit schrijfproces. Je kan geen pure fictie maken over onderwerp als dit. Bij een roman over de middeleeuwen is dat anders, maar hier is het gebeuren te dicht bij. Het is ook heel concreet aanwezig in de media. Dus heb ik heel wat research gedaan. Zo ben ik voor het tweede deel, waarin de jongen illegaal met een schip naar Europa reist, naar Turkije gegaan. Daar zat ik op een schip om te zien hoe het eruit ziet, hoe het voelt, hoe het ruikt. Ik moest me inbeelden hoe het zou zijn om op dat schip te zitten, illegaal en in complete duisternis. Er is altijd een stuk verbeelding noodzakelijk, maar het begin is research.
In de tweeënhalf pagina’s tellende proloog slaag je erin om met weinig woorden een heel sterke boodschap mee te geven. Hoe lang duurt het om zo een gebalde, intense tekst te schrijven?
Sherko Fatah: Misschien drie uur. Mijn ervaring is dat je als schrijver meer tijd steekt in de voorbereiding dan in het schrijven zelf. Als ik werk aan een boek van pakweg vierhonderd pagina’s, kost het neerschrijven van de tekst niet meer dan een maand. Daarvoor heb ik wel drie jaar voorbereiding nodig. Deze proloog bijvoorbeeld had ik al twee maanden voor ik haar schreef in mijn hoofd, maar toen ik begong, had ik ze snel op papier.
Er zit veel beweging in het boek. Het hoofdpersonage komt terecht in heel wat avonturen en uitdagingen. Waarom is dat avonturenaspect zo belangrijk?
Sherko Fatah: Ik ben al van kleinsaf gefascineerd door avonturenromans. Kerim is niet iemand die neerzit en nadenkt. Om een roman te creëren die echt avontuurlijk is, moet je de protagonist laten voortbewegen. Hij moet ergens naartoe gaan waar hij in gevaar is of in de problemen geraakt.
Het eerste deel beschrijft Kerims jeugd en zijn vroege impressies van het leven. Het gaat over zijn ervaringen als buitenstaander. Dan heb je de verbinding in het midden, de ervaringen op het schip. Het is de beschrijving van de illegale reis van deze jongen naar Europa, gehuld in duisternis en vol angst. Daarna heb je het laatste deel hier in Europa. Kerim komt aan in Berlijn en moet asiel zien te vinden, wat een moeilijk proces is. Het is een kort maar wel een heel belangrijk deel, want het geeft aan hoe moeilijk het is voor Kerim om in deze nieuwe wereld terecht te komen.
Ik ben in Berlijn naar een kamp geweest voor azielzoekers, met mensen van overal ter wereld. Als je met hen praat en als je hun verhalen beluistert, wordt het meteen duidelijk dat je die enkel kan beschrijven in een avonturenroman. Ik wil de lezer laten beleven hoe het voelt wat zij meemaken. Ik wil geen dingen uitleggen in literatuur, dat is niet mijn ding.
U gebruikt niet het cliché van het Westen als vijandige omgeving. Duitsland wordt niet beschreven als een samenleving die de nieuwkomers verwerpt.
Sherko Fatah: Die afwijzing bestaat, maar ze is niet de hele realiteit. Je kan ook geluk hebben en je asiel verwerven, zoals Kerim. Hij is niet Job, die van de ene catastrofe op de andere afstevent. Hij krijgt zijn kansen, maar ik wil dat de lezers voelen dat hij iemand is die er niet altijd in slaagt om ze te verzilveren. En daar zijn redenen voor.
In het tweede deel van het boek wordt hij meer en meer geconfronteerd met psychologische problemen en hij slaagt er niet in daarmee om te gaan. Hij heeft heimwee, voelt zich geïsoleerd en hij moet acht maanden wachten eer hij asiel krijgt, een periode waarin hij ook niet mag werken. Intussen ontmoet hij ook zijn eerste liefde, een Duitse vrouw. Eerst is het geweldig en is hij gelukkig. Daarna komen echter de verschillen tussen hen en de twijfels bij elk van hen naar boven en daar kan hij niet mee omgaan.
Op het einde keert Kerim naar de lering van de predikant in de bergen van Irak, die erin slaagde de voetsoldaten voor hem te laten sterven. Kerim was geen fanatiekeling, hij was gewoon een aanhanger. In Europa waar hij arm is, geïsoleerd geraakt, heimwee heeft en getroffen is door liefdesverdriet zoekt hij naar wat ik noem een virtuele thuis. Wanneer hij uiteindelijk zijn asiel krijgt en naar werk zou moeten zoeken, kiest hij ervoor naar de moskee te gaan. In die moskee zitten mensen van Turkije en Egypte, van overal. Ze hebben niets gemeen, maar ze zijn samen in de moskee en op een bepaalde manier voelen ze zich  verbonden, misschien nog meer en op een diepere manier dan ze ooit thuis zouden kunnen.
Dat staat voor mij centraal in het boek. Het was mijn bedoeling om te vertellen dat er een religieus gevoel groeit in de diaspora. Vandaag kennen we vooral de extremisten van de islam, maar op zich is dat niets nieuws. Elke grote religie kent fanatiekelingen.
Eén van de beelden die Kerim gebruikt bij zijn nieuwe bekering, is dat elke gelovige een scherf is en dat het Westen er alles aan doet opdat de gelovigen zouden vergeten dat ze deel zijn van hetzelfde, oorspronkelijke glas.
Sherko Fatah: Dat beeld komt uit een preek van de jihadi predikant in de bergen. Hij beschrijft de verloren eenheid als een hoofdthema, als datgene waarvoor de militanten vechten. Elke ideologie gebruikt dat soort beelden, het is niet exclusief religieus.
Het is een erg landelijke manier van denken over religie en over een gemeenschap, die in principe niet past in een metropolitische context als Berlijn.
Sherko Fatah: Het is moeilijk om bij de beschrijving van islamitische predikanten in de bergen van Irak niet te vervallen in clichés. Wij hier in Europa kennen enkel de extremistische moslims vanuit het nieuws. Wat ik wou doen, was deze islamistische predikant aantrekkelijk maken, zodat de lezer een glimp kan opvangen van het fascinerende karakter van deze man voor de eenvoudige mensen rond hem.
Denk je dat de aantrekkelijkheid van de extremistische groeperingen in Irak en in het Midden-Oosten vooral religieus geïnspireerd is of eerder een politiek verzet tegen de heersende machten?
Sherko Fatah: Dat is een moeilijke vraag. Ik denk dat beide waar zijn. Je kan religie overal voor gebruiken. Plaats het op een ander conflict en je hebt de juiste woorden en de juiste theorie op het juiste moment. Zo werkt het altijd. Kijk naar de geschieden van Europa. Religie is een vehikel. Dat is mijn impressie.
Is religie een gevaar?
Sherko Fatah: In Europa niet meer. Maar het kan een gevaar zijn in staten die instabiel zijn. Kijk naar Irak na de invasie. Toen ik in de jaren negentig mijn vader en familie bezocht, reden we op een dag naar de bergen in de buurt van Halabja. De mensen daar toonden ons nieuwe dorpen aan de andere kant van de berg, die onder controle stonden van eigenaars van grote theehuizen die dienst deden als gastverblijven. Ze hadden gasten van overal, bijvoorbeeld uit Afghanistan en Saoedi-Arabië. Ze waren goed uitgerust en ze hadden wapens. Een paar jaar later begonnen ze te vechten tegen de Koerdische peshmergamilities. Ze waren heel gevaarlijk. In de jaren negentig wist niemand waarmee ze bezig waren. Intussen bouwden ze wel iets nieuws op.
De vaders, zowel in Iraaks Koerdistan als in West-Berlijn, lijken eerder een traditioneel geloof  te praktiseren, terwijl de jongeren voor een puristische versie van de islam kiezen. Is dat omdat ze nergens thuishoren?
Sherko Fatah: Dat is een juiste beschrijving van het probleem. De vaders die ik beschrijf, zijn mannen die oud zijn geworden in Duitsland. Zij wilden geld verdienen en droomden er misschien zelfs van om terug te keren naar hun vaderland. Maar uiteindelijk zitten ze vast in hun nieuwe omgeving, wat toch enigszins hun identiteit verandert. De Turken noemen hen Duitsers en de Duitsers noemen hen Turken. Dat is een probleem. De oudere generatie heeft dat echter op een bepaalde manier kunnen accepteren.
De jongere generatie daarentegen is niet opgegroeid met dezelfde noties van een thuis. Op een dag stellen ze zich de vraag of ze Turks zijn of Duits? De meeste onder hen zeggen vinden dat ze niets zijn, ze weten niet wie ze zijn. Dat is een reden voor de problemen die ze hebben.
Ik woon in Kreutzberg in Berlijn en ik ben omringd door dergelijke mensen. Zij willen iets nieuws creëren voor zichzelf, maar dat is heel moeilijk, hoewel ze Duits spreken. Het lijkt onmogelijk voor hen om in hoger onderwijs te geraken, om deel te nemen aan culturele activiteiten. Er lijkt altijd weer een obstakel tussen hen en hun ambities te staan.
Eén van de vaders zegt tegen Kerim: ‘In een vreemd land moet je middelmatig zijn. Zorg ervoor dat je niet te slim bent.’
Sherko Fatah: Inderdaad, wees niet té slim. Als vreemdeling zit je altijd in de focus van slechte gevoelens van andere mensen. Dus, wees vriendelijk en slim, maar probeer geen genie te zijn, want dan ondervind je meer druk, meer obstakels.
Heb je geen reactie gehad van lezers die zeggen dat het boek de angst voor de islam voedt?
Sherko Fatah: Nee, zulke reacties heb ik niet gekregen. Lezers zien de roman als fictie, en dat is ook heel belangrijk. Op het einde van een boek volgt elk verhaal zijn eigen logica. Kerim hij had ook geluk kunnen hebben, maar hij maakt fouten. Je kan precies de momenten aanstippen waar hij verkeerde beslissingen neemt. Al zijn het niet de ideale omstandigheden waarin hij terechtkomt in Europa, hij krijgt kansen.
Is het als schrijver die jaren werkt met een personage niet verleidelijk om hem uiteindelijk wel te laten slagen?
Sherko Fatah: Op een bepaalde manier is dat moeilijk. Want eigenlijk wil ik graag een happy end in mijn eigen werk. Het is altijd een ontgoocheling dat je personage niet krijgt wat hij wil.
Het enige Duitse personage in het verhaal was Sonja. Hoe belangrijk is het dat dat personage een vrouw is?
Sherko Fatah: Eerst en vooral is dat iets wat volgt uit zijn leeftijd. Hij is jong en heeft een natuurlijke interesse voor vrouwen. Daarnaast is een Duitse vrouw leren kennen ook een manier om uit je isolement te breken, door mogelijk met haar te huwen.
Aan de andere kant wil ik tonen dat Kerims liefdesgeluk in het begin nog niet volstaat. Hij heeft geen idee van wat hij met haar zou doen in de jaren daarna. Ik wil aantonen dat liefde -die in de films eenvoudig is- in zijn realiteit moeilijk blijft. Hij komt uit een andere cultuur. Hij moet communiceren met haar en dat vormt een probleem, want hij is het niet gewoon om zijn gevoelens uit te drukken.
Dat is waarom ik bij deze ontmoeting koos voor een liefdesrelatie en niet voor een vriendschap met bijvoorbeeld een Duitse jongeman. Deze relatie is veel complexer. Hij moet een soort van innerlijk leven ontwikkelen dat hij daarvoor niet had.
Wanneer Sonja hem meeneemt naar een concert, maakt Kerim de opmerking dat Duitsers op hun manier even sterk op zoek zijn naar gemeenschap als de mensen waaruit hij vandaan komt. Maar hij noemt de poging van de Duitsers leeg en betekenisloos.
Sherko Fatah: Kerim zit vol twijfels ten aanzien van deze nieuwe cultuur, omdat hij ze niet begrijpt. Hij kan er enkel aan de oppervlakte naar kijken en ze voor zichzelf beschrijven. Op het ogenblik dat hij met het Westen geconfronteerd wordt, valt hij terug op de schema’s en uitspraken van de predikant uit de bergen, die het Westen verderfelijk en verwerpelijk noemde. Hij heeft niemand anders om de gebeurtenissen rondom hem te verklaren. Het belangrijkste is dat hij begeleiding nodig heeft. Maar die krijgt hij ze niet. Zelfs niet bij zijn relatie met Sonja.