Sociale ravage als gevolg van koffiecrisis wordt duidelijk
Laura Vargas
10 juli 2002
De koffiecrisis slaat ongenadig toe in
Centraal-Amerika. In El Salvador zijn dit jaar nog maar 80.000 mensen aan
het werk in de koffiesector. Dat zijn er 16.000 minder dan vorig jaar, en
nog maar iets meer dan de helft van het totaal van 1997, toen de prijzen nog
goed waren. Kleine koffieboeren kunnen het zich niet meer veroorloven hun
plantages te (laten) wieden of de struiken te snoeien. Ook in Guatemala,
Nicaragua en Honduras, andere straatarme landen waarvoor koffie een nog
belangrijker exportgewas is, zorgen de internationale bodemprijzen voor
sociale ellende.
In El Salvador ligt het werk op de plantages van kleine koffieboeren bijna
stil, zegt Ricardo Espitia, de directeur van de Salvadoraanse Koffieraad.
Koffieboeren krijgen geen kredieten meer omdat de banken de kans te groot
achten dat ze hun geld niet zullen terugzien. Veel eigenaars van kleine
plantages oogsten alleen nog wat ze snel kunnen plukken. Ze zijn
overgeschakeld op overlevingslandbouw of proberen als dagloner bij grote
landbouwbedrijven aan de kost te komen.
De Salvadoraanse koffieoogst lag vorig jaar 65 procent lager dan het jaar
voordien, en dit jaar wordt nog een slechter resultaat verwacht. De export
van koffie bracht het land vorig jaar nog amper 130 miljoen dollar op -
tegenover 311 miljoen dollar in 2000. De mondiale overproductie heeft de
prijs doen dalen tot minder dan 50 dollar per quintal (een zak van 46
kilogram) - de laagste prijs in 50 jaar. De productiekost van koffie
bedraagt in Centraal-Amerika ongeveer 90 dollar per quintal. De
Salvadoraanse Koffieraad verwacht dat de koffie-export dit jaar nog maar net
100 miljoen dollar zal opleveren.
Tot 1997 telde El Salvador zo’n 20.000 koffieboeren, die samen werk gaven
aan 150.000 mensen en nog eens 750.000 anderen indirect aan een baan
hielpen. Die aantallen zijn intussen al gedecimeerd, en dit najaar wordt er
een nieuwe sociale slachting verwacht. De producenten zijn wanhopig, zegt
Espitia. Vorig jaar werden al hun schulden herschikt zodat ze pas in
september van dit jaar moesten beginnen af te betalen. Maar nu beginnen ze
bang te worden dat ze weer in gebreke zullen blijven. De kleine en
middelgrote koffieboeren in El Salvador staan voor ongeveer 330 miljoen
dollar in het krijt bij de banken.
Volgens de Economische Commissie voor Latijns-Amerika en de Cariben (CEPAL)
hebben vorig jaar ook de exportinkomsten van de overige Centraal-Amerikaanse
landen een duik genomen. Samen hebben Costa Rica, El Salvador, Guatemala,
Honduras en Nicaragua in 2001 713 miljoen dollar minder verdiend aan de
export van koffie dan het gemiddelde van de tweede helft van de jaren 80.
Het ergst is die terugval voor Honduras en Nicaragua, die respectievelijk
8,2 en 7,2 procent van hun bruto binnenlands product uit de verkoop van
koffie halen.
De CEPAL waarschuwt dat de aanzienlijke overproductie - de voorbije vier
jaar bedroeg die ongeveer 10 miljoen zakken van 60 kilogram op een totale
export van van bijna 89 miljoen zakken - en de grote voorraden in de
importlanden de prijzen nog zeker drie jaar laag zullen houden. In
Centraal-Amerika doen volgens de VN-instelling 200.000 ‘microproducenten’,
50.000 kleine en 33.000 middelgrote koffieboeren en 7.000 grote
koffieplantages er goed aan op andere teelten om te schakelen. Maar de
koffieteelt is voor veel Centraal-Amerikaanse families een oude traditie. De
koffieboeren weten niet hoe ze andere gewassen moeten telen en hoe die aan
de man kunnen worden gebracht.