Sociale zekerheid faalt faliekant

Nieuws

Sociale zekerheid faalt faliekant

Suvendrini Kakuchi

17 juli 2003

De economische crisis in Japan blijft maar duren, en krijgt steeds pijnlijkere sociale dimensies. Het vangnet van de sociale zekerheid is ondergefinancierd en voldoet niet langer aan de noden. En die zijn nochtans hoog: vergrijzing en werkloosheid bereiken recordhoogtes in Japan.

De Japanse sociale zekerheid is gebaseerd op de verouderde ‘wet voor de bescherming van het dagelijks leven’. Die wet uit 1950 bepaalt dat de regering een sociaal vangnet moet uitbouwen dat minimumstandaarden verzekert voor een heilzaam en beschaafd leven. De werkelijkheid van de eenentwintigste eeuw blijkt echter mijlenver verwijderd van de intenties van deze wet. Voor de weinigen die van de sociale bijstand kunnen genieten, blijft de toelage beperkt tot minder dan 1.800 euro per gezin van vier. Dat geld moet dienen om behuizing en medische zorg te betalen, waarbij de gemeentelijke overheid een kwart van de kosten voor haar rekening neemt. Kandidaten worden beoordeeld op hun vermogen in eigen onderhoud te voorzien, op hun lichamelijke conditie, op de leeftijd van hun kinderen en op de eventuele aanwezigheid van familiale bijstand. Experts wijzen erop dat de uitkeringen niet voldoen: in Japan kan de maandelijkse huur voor een minuscuul appartementje zelfs in de voorsteden van Tokio makkelijk 900 euro bedragen.

Professor Kunijiro Tashiro, expert socialezekerheidsbeleid aan de Rissho Universiteit van Tokio, wijt de tekortkomingen van het Japanse sociale vangnet aan het totale gebrek aan ervaring. De Japanse maatschappij is helemaal niet gewend armen te moeten beschermen en opvangen. In de naoorlogse Japanse wondereconomie waren er amper noodkreten te horen. Het voorbije decennium is het aantal behoeftigen evenwel razendsnel toegenomen. Volgens het ministerie van Arbeid, Volksgezondheid en Sociale Zekerheid hielp de staat in maart 2003 - dat is het einde van het fiscale jaar - 903.000 huishoudens op maandelijkse basis; dat is het hoogste cijfer sinds de Tweede Wereldoorlog. In 2001 ging het nog om 805.169 gezinnen, toen al zevenendertig procent meer dan in 1995.

Tashiro verklaart de verwaarlozing van de armen in het rijke Japan aan cultureel ingebakken vooroordelen. Zelfbedruipend zijn is de Japanners altijd als ideaal voorgehouden, en ook nu nog wordt weinig rekening gehouden met de mogelijkheid van een individuele crisis. Er heersen hardnekkige stereotypen over de armen, die lui en tweedeklasse zouden zijn. Zij hebben de ellende veelal aan zichzelf te danken, en hoeven dus van de maatschappij amper solidariteit te verwachten. Deze ‘koude’ benadering van sociale zekerheid vindt zijn weerspiegeling in het Japanse sociale zekerheidsbudget: met slechts één procent van de nationale begroting blijft Japan ver achter op de andere ‘rijke’ landen.

Shinchi Yamamoto, hoge ambtenaar van de sociale zekerheid in Kawasaki, geeft toe dat de behoeftigen te weinig hulp krijgen. Hij schuift de verantwoordelijkheid daarvoor door naar de centrale overheid. Volgens het ministerie van Arbeid, Volksgezondheid en Sociale Zekerheid krijgt negentig procent van de aanvragers hulp, en hebben de lokale overheden de richtlijn gekregen voor elke tachtig steuntrekkers een sociale werker te reserveren. Yamamoto getuigt echter dat het onmogelijk is elke behoeftige individueel bij te staan, zeker nu het aantal werklozen en bankroetiers pijlsnel blijft stijgen.

In mei 2003 bedroeg de werkloosheidsgraad 5,4 procent; voor Japan is dat een ongekend cijfer. En zelfs de jonge mensen die wel nog werk vinden, blijken het moeilijk te hebben; de inkomenskloof tussen de echt goed betaalde werknemers en diegenen die met minder genoegen moeten nemen groeit voortdurend. Meer dan de helft van de steunzoekers noemt een salarisverlaging of een pensioensvermindering als reden van de aanvraag: alleen van hun werk kunnen zij niet leven.