Sri Lanka experimenteert met luxeklasse voor migranten
Feizal Samath
16 maart 2010
Een Braziliaans bouwbedrijf leent vijfhonderd Sri Lankaanse gastarbeiders voor de bouw van een nieuwe luchthaven in Libië. Het verschil met tienduizenden van hun landgenoten in het Midden-Oosten: ze worden niet uitgebuit, hun loon is hoger en het gastland krijgt betere kwaliteit arbeid.
Ieder jaar vertrekken 200.000 Sri Lankanen naar het buitenland, vooral het Midden-Oosten. Het geld dat ze naar hun thuisland overmaken, draagt voor meer dan een derde bij aan de buitenlandse deviezen die Sri Lanka nodig heeft en daarom wordt de migratie gestimuleerd. “Het afgelopen jaar hebben Sri Lankaanse migranten 2,4 miljard euro naar huis gestuurd”, zegt een zichtbaar tevreden L.K. Ruhunuge, hoofd van het Sri Lankaanse Buitenlandse Arbeidsbureau (SLBFE).
Uitbuiting
Mensenrechtenorganisaties zijn minder te spreken over deze ontwikkeling. De arbeidsomstandigheden zijn vaak heel slecht, vooral in het Midden-Oosten. Vooral vrouwen, ruim de helft van de gastarbeiders en vaak ongeschoold, staan bloot aan uitbuiting, van onbetaald loon tot verkrachting. Hun eigen regering zou te weinig voor ze opkomen.
Volgens de regering ligt de schuld echter bij de bemiddelaars, die zo schimmig opereren dat er vaak niet eens een contract wordt opgesteld. Bovendien heeft nog geen 10 procent van de gastarbeiders ooit een officiële klacht ingediend.
Met steun van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) gaat de regering nu iets nieuws proberen. In Libië heeft een Braziliaans bedrijf vijfhonderd werknemers nodig voor de bouw van een vliegveld in Tripoli. Sri Lanka gaat de arbeiders leveren.
Kwaliteitsarbeid
Het project moet de kwaliteit van de arbeid verbeteren, zegt Shantha Kulasekara, hoofd migratiemanagement van het IOM in Sri Lanka. Libië is uitgekozen omdat het geen traditioneel ontvangstland voor arbeid is. “Als Libië tevreden is, zouden er veel meer banen kunnen komen”, zegt Kulasekera.
Werknemers verdienen in dit project maar liefst 58.000 roepie (365 euro) per maand. Geschoolde arbeiders zelfs tot 100,000 roepie (640 euro). Daarnaast krijgen ze eten, onderdak en medische zorg van het bedrijf. Volgens Kulasekara betekent dat dat hun vrouwen zich niet meer voor 150 dollar per maand als huishoudelijke hulp in het Midden-Oosten hoeven te verhuren.
Het Braziliaanse bedrijf is door het IOM zelf uitgekozen. Als het project bevalt, zou het ministerie het willen uitbreiden naar landen als Israël, Cyprus, Italië en Frankrijk. In het Midden-Oosten zijn de lonen te laag en de faciliteiten niet aanwezig.
Dat laatste vindt Lakshan Dias, voorzitter van de vluchtelingenorganisatie SANRIM in Colombo, te makkelijk. Hij vindt het een taak van de regering van herkomst om de arbeiders te beschermen, ook in het Midden-Oosten. “Ik heb mensen gezien die moeten slapen in toiletten, in keukens of op een diepvries. Veel mensen dienen geen officiële klacht in.”
“De Filippijnen laten zien dat het anders kan”, zegt Dias. “Zij steunen arbeidersorganisaties, zodat ze niet alleen ontspanningsavonden kunnen organiseren, maar ook voor hun gezamenlijk belangen kunnen opkomen.”