Straaltje van hoop voor Nigerese radiojournalist in de cel
Paul Durand
19 september 2008
Op 20 september is het precies één jaar geleden dat de Nigerese radiojournalist Moussa Kaka werd opgepakt omdat hij telefonisch contact had gehad met een chef van de Toearegrebellen. Nu is er een spankeltje hoop voor de gevangen journalist: op 7 oktober beslist het hof van Beroep in Niamey of hij buiten vervolging kan worden gesteld.
Een Nigerese onderzoeksrechter had op 23 juli bevolen Kaka te ontslaan van rechtsvervolging, waarop haet openbaar ministerie beroep aantekende. Volgens de procureur-generaal had de directeur van Radio Saraouina “de nationale defensie schade toegebracht”, een vergrijp dat strafbaar is met vijf jaar cel en een zware boete.
Kaka, die ook de correspondent is van de Franse wereldomroep RFI en van Reporters zonder Grenzen (RSF), riskeert dus niet langer de doodstraf. Op 20 september 2007 was hij nochtans gearresteerd voor “medeplichtigheid aan een complot tegen het staatsgezag”. Volgens RSF wordt hem verweten dat hij bij een telefoongesprek blijk had gegeven van een goede verstandhouding met een leider van de Toearegrebellen.
De gewapende strijders van de Mouvement des Nigériens pour la Justice (MSJ) kwamen in februari 2007 in opstand en eisen dat een groter deel van de opbrengsten uit de ontginning van uranium wordt geïnvesteerd in het noorden.
Vederlicht
De advocaten van Kaka noemen het dossier “vederlicht”, om te beginnen omdat het wetsartikels waarop de klacht tegen de journalist is gebaseerd alleen geldt in oorlogstijd. Niger is officieel niet in oorlog. De schermutselingen met de Toearegrebellen worden altijd afgedaan als “incidenten met gewapende bandieten”.
“Moussa Kaka heeft alleen zijn werk als journalist gedaan”, zegt William Buorbon, een van de advocaten. “Hij is vandaag de ongelukkige gijzelaar van de machthebbers, die er niet in slagen een uitweg te vinden voor de crisis die is ontstaan met de opstand van de Toearegs.”
Ook in het buitenland stuit de arrestatie van Moussa Kaka op verontwaardiging. Een petitie op de site van Reporters zonder Grenzen werd op minder dan een jaar tijd ondertekend door 4000 journalisten, Afrikaanse personaliteiten en Europese parlementsleden.
Repressie
De directeur van Radio Saraouina is niet het enige slachtoffer van het meer repressieve mediaklimaat in Niamey. De Hoge Raad voor de Communicatie (CSC) heeft sinds een jaar elke rechtstreekse uitzending van een debat over het conflict verboden. In april vorig jaar werd Sahara FM, het belangrijkste radiostation van Agadez, gesloten omdat het getuigenissen had uitgezonden van gewelddaden door soldaten van het Nigerese regeringsleger.
Op 30 juni sloot de overheid “tot nader order” het Huis van de Pers in Niamey. De autoriteiten willen dat de staat een zitje krijgt in de raad van bestuur, wat niet naar de zin is van de vakbonden en journalistenorganisaties.
Ook buitenlandse journalisten moeten op hun tellen passen. Eind 2007 belandden twee Franse journalisten een maand in de gevangenis in omdat ze “de staatsveiligheid in het gedrag hadden gebracht.” De twee wilden naar het noorden gaan om er een reportage te maken over de opstand. RFI, waar Kaka als correspondent voor werkte, vloog al twee keer uit de ether, in juli 2007 en maart 2008.